Het land van Pepijn
In de VRT-reeks Het Verhaal van Vlaanderen leerden we de ontstaansgeschiedenis van ‘Vlaanderen’ vooral kennen door de bril van het graafschap Vlaanderen. Post Factum gooit het over een andere boeg en trekt naar het oosten van het land. Op zondag 27 augustus bezoeken we een streek die tijdens de vroege middeleeuwen op economisch en cultureel vlak meer in de schaal legde dan het graafschap. We hebben het over het gebied van Oost-Brabant, Zuid-Limburg en de Maasvallei. Een wat vergeten historische figuur aldaar was Pepijn van Landen, een man die opklom tot hofmeier van het eengemaakte Frankische rijk. Pepijn had het rijke Haspengouw als uitvalsbasis, een glooiend landschap met uitgestrekte landbouwdomeinen waar hij als machtig grondheer optrad. We treden in zijn voetsporen en brengen een bezoek aan Sint-Gitter: een unieke archeologische site net buiten Landen die ons een blik gunt in de leefwereld van de Merovingen. Vanuit Sint-Gitter trekken we naar het omliggende platteland en ontdekken er enkele merkwaardige kerkjes die een bewijs vormen van het cultuurhistorisch belang van deze streek.
De archeologische site van Sint-Gitter (https://www.toerismevlaamsbrabant.be)
Romeinen
Al tweeduizend jaar geleden trok het rijke Haspengouw de aandacht van de Romeinen. Er ontwikkelden zich grote villa’s waarrond zich een drukke artisanale en agrarische activiteit ontwikkelde. De vele tumuli, het netwerk van heirbanen en natuurlijk de stad Tongeren roepen nog steeds het beeld op van een welvarende streek. Van een stedelijke activiteit was er op dat ogenblik in Landen nog geen sprake. Wel wijzen Romeinse graven en tumuli in deelgemeenten zoals Neerwinden en Walshoutem op een dichte bewoning.
De Frankische invallen konden de romanisering van de voorbije eeuwen nooit helemaal uitwissen. De landbouw bereikte weliswaar niet meer het peil van tijdens de Romeinse periode, maar dit betekende geenszins dat de exploitatie helemaal in elkaar stortte. Dit had als gevolg dat de Frankisch-Merovingische koningen vanaf het einde van de 5de eeuw konden voortbouwen op een bestaande agrarische structuur. Eeuwenlang ontleenden zij hun macht aan de landbouwopbrengsten uit Haspengouw.
Austrasië
Onder koning Clovis (Chlodowech, ca. 466-511) werd voor het eerst sinds de Frankische invallen van de 4de-5de eeuw een min of meer bestuurlijke eenheid gecreëerd in een gebied dat vandaag België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en delen van Duitsland beslaat. Deze eenmaking was slechts tijdelijk, want in werkelijkheid vormde de tijd van de Merovingen een bewogen periode, zeker toen het koninkrijk na de dood van Clovis in verschillende vorstendommen verdeeld raakte (onder meer Austrasië, Neustrië, Aquitanië, Bourgondië,…). Het oosten van ons land maakte deel uit van Austrasië, een gebied dat het in de tijd van Pepijn meermaals aan de stok kreeg met Neustrië, gelegen in het noordwesten van Frankrijk en dat ook het gebied links van de Schelde controleerde.
In de praktijk lieten de Merovingische koningen het bestuur over aan hun hofmeiers, grote grondeigenaren die verantwoordelijk waren voor de hofhouding van de vorst. In de praktijk beheerden deze hofmeiers de landbouwgoederen van de koning, maar al snel wierpen zij zich op als de feitelijke bestuurders van de vorstendommen. Zij waren ook verantwoordelijk voor de vrije en onvrije boeren die op deze boerderijen werkten. In deze vroege middeleeuwen stonden zij aan de top van een aristocratische bovenlaag en van wat later de feodale samenleving zou vormen.
De opdeling van het Merovingische rijk tijdens de 7de eeuw (https://www.vilters-vanhemel.be)
Pepijn en Landen
Pepijn ‘van Landen’ speelde in de maatschappelijke ontwikkelingen van begin 7de eeuw een cruciale rol. Over zijn afkomst is echter weinig geweten. Hij zou omstreeks 580 geboren zijn uit een familie van grootgrondbezitters uit het Maasdal. De band tussen Pepijn en het huidige Landen is zeer waarschijnlijk, maar baseert zich vooral op de historiografie die tijdens de 13de eeuw in het hertogdom Brabant ontstond. Zo vermeldt de Genealogia ducum Brabantiae ampliata (omstreeks 1271) dat het lichaam van de hofmeier van Landen naar Nijvel werd overgebracht. Kroniekschrijver Jan van Boendale neemt in zijn Brabantsche Yeesten (ca. 1300-1325) deze versie over en stelt dat Pepijn tot zijn dood woonde op een oude hofstat (hofstede) die men nadien nog eeuwenlang het ‘oude Landen’ noemde. De kans is groot dat dit Sint-Gitter was. Boendales werk ontwikkelde zich tot de ‘standaardgeschiedenis’ van Brabant waardoor de naam van Pepijn I voorgoed met Landen verbonden raakte.
De archeologische opgravingen die op het einde van de jaren 1950 in Sint-Gitter plaatsvonden lijken in elk geval de aanwezigheid van een Merovingische elite aldaar te bevestigen. Op de site net buiten het ‘nieuwe Landen’ werden namelijk twee graven uit de tweede helft van de 7de eeuw blootgelegd. De rijke grafgiften wijzen erop dat het hier ging om necropolen die tot de hoge aristocratie van die tijd behoorden. Daarnaast ontdekte men ook de fundamenten van een stenen kapel die in de 8ste eeuw werd gebouwd op de plek waar reeds een houten kerkje stond. Deze waardevolle archeologische vondsten bevestigen in elk geval dat zich in de buurt een centraal gelegen hof met een grootgrondbezitter bevond, met daarrond een bewoningskern. Met enig voorbehoud mag men stellen dat het domein in Landen tot het bezit van Pepijn I van Landen behoorde.
Machtige hofmeier
Pepijn was tijdens het begin van de 7de eeuw een van de machtigste mannen in Austrasië. Hij was een figuur die koningen kon maken en kraken. Eenmaal hij zijn plaats in de Merovingische adel had verworven bracht hij de Austrasische koningin Brunehilde en haar kleinzoon Theodorik ten val, en offreerde de koningstroon aan Chlotarius II van Neustrië die zo over beide vorstendommen kon regeren. Als beloning kreeg Pepijn van de koning de functie van hofmeier van Austrasië. Enkele jaren later keerde hij zich echter tegen Chlotarius en eiste dat Austrasië een eigen koning kreeg. Uiteindelijk werd dit Dagobert I die koning werd van Austrasië én Neustrië. Ook hieruit wist Pepijn zijn voordeel te halen, want nu was hij de voornaamste hofmeier en in de praktijk de machtigste man van het rijk. Pepijn stierf (in Landen?) omstreeks 640. Zijn vrouw Itta stichtte kort daarna de abdij van Nijvel waarnaar zij het lichaam van Pepijn I liet overbrengen. Hier begint ook de legendevorming rond Pepijn I van Landen. Volgens de kronieken raakten tijdens de tocht van Landen naar Nijvel de kaarsen van de lijkwagen niet gedoofd. Pepijn werd (officieus) zalig verklaard en kreeg later een eigen feestdag (21 februari).
Pepijn werd ook in de geschiedenis van Frankrijk opgevoerd als een van de eerste Franse koningen (portret in het Musée Historique de Versailles) (https://nl.wikipedia.org)
Ondanks de waas rond de figuur van Pepijn kan zijn historische betekenis niet onderschat worden. Het was door hem dat de macht tijdens de 7de eeuw naar de Merovingische adel verschoof. Het werd het begin van een periode die bekend staat als de tijd van de ‘vadsige koningen’ die het feitelijk bestuur van hun rijk overlieten aan hun hofmeiers. Pepijn was de grootvader van Pepijn van Herstal en de betovergrootvader van Pepijn de Korte die op zijn beurt de vader was van Karel de Grote. In de entourage van Brabantse kroniekschrijvers werd Pepijn van Landen beschouwd als de eerste Brabantse hertog en degene die het pad van de Karolingers voorbereidde.
Sint-Gitter
Dichter bij de wereld van Pepijn kan men niet komen dan in Sint-Gitter (zijn graf in de abdij van Nijvel even buiten beschouwing gelaten en waar Pepijns dochter Gertrudis de eerste abdis werd). Het archeologisch park is voor de kennis van de Merovingische periode vrijwel uniek. Het omvat onder meer de koorruïne van de eerste Sint-Gertrudiskerk (8ste eeuw) en twee feodale motheuvels (de ‘Heynsberg’ en de ‘Tombe van Pepijn’). Beide mottes zijn na terreinonderzoek geïnterpreteerd als feodale mottekastelen met een opper- en neerhof.
Wij maken op 27 augustus van de gelegenheid gebruik om nog twee hotspots uit het rijke cultuurhistorische landschap rond Landen te bezoeken. Zo maken we kennis met twee schilderachtige kerkjes uit de laat-romaanse periode (ca. 1200): de Sint-Amanduskerk in Wezeren en de Sint-Jan de Doperkerk in Walsbets. Beide gebouwen vormen de materiële sporen van een streek die gedurende eeuwen tot het hartland van België behoorde.
Geraadpleegde bronnen
- Studieopdracht naar een archeologische evaluatie van het St.-Gitterdal (Landen, prov. Vlaams-Brabant) (https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/30187)
- https://www.geschiedenis.ghklanden.be
- https://inventaris.onroerenderfgoed.be/
- https://nl.wikipedia.org
Patrick Praet
Sint-Jan de Doperkerk in Walsbets (https://www.toerismevlaamsbrabant.be)