Tentoonstellingsbezoek in het MOU van Oudenaarde
Eenvoudige afkomst
Over de rol van Margaretha hangt nog steeds een waas. Was zij een bekwame staatsvrouw met een luisterend oor voor de bevolking, een sterke dame met een eigen wil, of het gedweeë instrument van haar broer, de koning van Spanje? We spoelen terug naar het begin van de 16de eeuw …
In tegenstelling tot bijvoorbeeld Gent had het kleinere Oudenaarde zich omstreeks 1500 neergelegd bij de centraliserende macht van de Habsburgse landvorsten. Tijdens zijn veldtocht tegen de stad Doornik in 1521 koos keizer Karel niet onlogisch Oudenaarde als uitvalsbasis voor zijn uitgebreid gevolg. Gedurende zes weken was hij te gast in de riante woning van stadsgouverneur Karel de Lalaing. Tot het talrijke dienstpersoneel dat daar voor de hoge gasten ronddraafde behoorde ook Johanna (Jeanne) van der Gheynst, een jonge dienstbode die door de Lalaing was aangeworven nadat haar ouders overleden waren als gevolg van de pest. De keizer was jong en met een gezonde liefdesappetijt, Jeanne was aantrekkelijk, en de nachten waren koud toen in die winter van 1521. Kort samengevat: negen maanden later beviel Jeanne van een dochter die de naam Margaretha kreeg. Karel V was er niet meer bij want hij beleefde op dat ogenblik elders in Europa andere avonturen. Voor zover bekend heeft hij zijn Jeanne, net zo min als Margaretha, ooit teruggezien. Ook verbood hij dat moeder en dochter met elkaar nog contact zouden hebben.
Toch werd Margaretha niet aan haar lot overgelaten. Enkele adellijke families ontfermden zich over Karels bastaarddochter, en uiteindelijk kwam zij zelfs terecht aan het Brusselse hof van Margareta van Oostenrijk, landvoogdes van de Nederlanden. Vanaf dan begint de rehabilitatie. In 1529 erkende de keizer Margaretha als zijn dochter, waarna ze de titel ‘van Parma’ kreeg. Blijkbaar gebeurde dit met enig masseerwerk van tante Margareta én van de familie de Lalaing. Enige politieke berekening was hier vermoedelijk niet ver weg. Met Margareta van Oostenrijk en Maria van Hongarije had Karel een traditie uitgebouwd van landvoogdessen uit zijn directe familie. Het is niet uitgesloten dat de keizer zijn dochter toen reeds zag als een cruciale Habsburgse én lokaal verankerde pion om het keizerlijk gezag in de Nederlanden te consolideren.
Vooraleer Margaretha ooit een politieke rol van betekenis in onze streken kon spelen moest zij echter opgenomen worden in het kringetje van Europese vorsten. Een goed gepland huwelijk biedt in dit geval vaak soelaas. In 1536 huwde Margaretha daarom met Alessandro de Medici, de hertog van Firenze. Na diens dood hertrouwde zij in 1538 met Ottavio Farnese, hertog van Parma en Piacenza. Zij werd een gecultiveerde Italiaanse dame die zich liet onderdompelen in de kunsten en letteren. Tegelijk liet zij zich zeer goed informeren over wat er in Europa op cultureel vlak gebeurde. Haar klassieke Italiaanse opvoeding heeft zij nooit helemaal achter zich gelaten. Zo liet ze zich heel haar leven als ‘Madama’ aanspreken.
Een roerige tijd
Margaretha was 37 jaar toen de dynastieke en politieke belangen haar in 1559 terug naar de Nederlanden riepen. Karel was intussen overleden en opgevolgd door zijn zoon Filips II, een man die zich in onze streken enkel liet zien bij zijn troonsbestijging en vervolgens naar Spanje vertrok. Als zijn vertegenwoordiger stelde hij naar het voorbeeld van zijn vader een familielid aan: halfzus Margaretha. Naast zich kreeg zij Antoine de Perrenot, beter bekend als kardinaal Granvelle, een man met tonnen ervaring en de strakke uitvoerder van het vorstelijk gezag. Granvelle lag echter van bij het begin overhoop met de lokale adel en de steden die niet van plan waren om hun privileges verder te laten uithollen. Margaretha belandde in een slangennest …
De Nederlanden maakten op dat ogenblik immers een onstuimige periode mee. Karel V had met enige moeite verkregen dat de macht van de steden aan banden werd gelegd. Naast de Staten-Generaal, de vertegenwoordiging van de drie standen (clerus, adel en steden), had hij centrale instellingen geïnstalleerd waarin figuren zoals Granvelle in de praktijk aan de touwtjes trokken. Zolang Karel V aan de macht was werd dit – niet zonder knarsetanden – door de bevolking getolereerd. Maar de 16de eeuw was ook het decor van het opkomende protestantisme waartegen met tussenpozen hard werd opgetreden. De vervolging gebeurde aan de hand van de zogenaamde plakkaten, wereldlijke of religieuze ordonnanties die strenge straffen uitvaardigden tegen wie zich afkeerde van de katholieke geloofsleer.
Vooral het besluit van Filips II om de plakkaten opnieuw te verstrengen zette heel wat kwaad bloed onder brede lagen van de bevolking. Daarbij zagen adel en steden dit ook als een inbreuk op de oude privileges. Dat alles voegde zich bij een vertraging van de economische conjunctuur. Steden zoals Antwerpen, Brussel, Mechelen, … hadden zich de jaren voordien ontpopt als belangrijke commerciële en culturele centra. Hun rijkdom stimuleerde op zijn beurt de welvaart op het platteland. Een crisis in het Europese geldverkeer en enkele misoogsten deden echter de stemming omslaan. Een echte economische inzinking was het niet, maar de vrees dat er inkomensverlies zat aan te komen deed het volk morren.
Margaretha en het Eedverbond
In dit kruitvat van politieke, economische en religieuze spanningen moest Margaretha zich dus laten gelden. Enerzijds kon ze niet verzaken aan haar plicht om het gezag van haar halfbroer te doen naleven, anderzijds besefte zij dat ze de bevolking best te vriend hield. Filips II maakte het haar vanuit Spanje niet bepaald gemakkelijk. Ondanks aandringen van de hoge adel om de plakkaten te verzachten bleef de koning bij zijn standpunt. In 1566 werd Margaretha hiermee lijfelijk geconfronteerd toen zowat 200 (lagere) edelen zich toegang verschaften tot haar paleis op de Coudenberg in Brussel. Verenigd in een zelfverklaard Eedverbond boden deze edellieden haar drie ‘smeekschriften’ aan waarin ze aandrongen om de de plakkaten tegen de ketterij te verzachten. Toen de stoet edelen zich een weg baanden richting Margareta werd ze gerustgesteld door graaf de Berlaymont die zei: ‘N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux’ (het zijn maar schooiers). Deze denigrerende uitlating was de edellieden op de voorste rijen niet ontgaan. Toen kort nadien de oorlog tegen Spanje uitbrak noemden de opstandelingen zich als snel ‘geuzen’ …
Gravure van de aanbieding van het smeekschrift, door Frans Hogenberg (ca. 1566-1570)
Het Eedverbond leek aanvankelijk effect te sorteren want Filips II besloot de uitvoering van de plakkaten te milderen. Maar dit sterkte enkel maar de overtuiging van de protestanten. Door zogenaamde hagepreken slaagden calvinistische predikanten er in om heel wat mensen te bekeren. In 1566 brak de Beeldenstorm uit: een spoor van vernieling trok door Vlaanderen, Brabant, Henegouwen en Holland. Het ging om een collectieve woedeaanval tegen de Kerk die een ware ravage aanrichtte in kerkgebouwen en kloosters. Ontelbare heiligenbeelden en religieuze kunstobjecten moesten eraan geloven. Voor Filips II was de maat vol. In 1567 stuurde hij een leger van 10.000 soldaten onder leiding van de hertog van Alva naar de Nederlanden. De orde moest desnoods kwaadschiks hersteld worden. Margaretha waarschuwde haar broer dat dit tot nog meer onheil zou leiden. Had zij fundamentele kritiek op het godsdienstbeleid van haar broer? Wie zal het zeggen? Ongetwijfeld kon zij ook niet verkroppen dat zij overruled werd door Alva. Uit protest nam ze ontslag als landvoogdes en trok zich terug op haar landgoederen in Italië.
Een nieuwe Parma
Eenmaal teruggekeerd naar Italië stortte Margareta zich op het beheer van haar bezittingen rond Parma en Piacenza. Toch liet de staatkunde haar niet los. Uit haar uitgebreide correspondentie blijkt dat zij haar zoon Alexander en ook Don Juan, een jongere halfbroer, regelmatig politiek advies gaf. Even hing een terugkeer naar de Nederlanden in de lucht. Toen er in 1578 een nieuwe landvoogd nodig was, speelde Filips II zelfs met het idee om moeder en zoon hier een ‘duobaan’ aan te bieden: Margareta zou dan landvoogd zijn, terwijl Alexander als militaire leider kon fungeren. Maar dit zag de zoon dan weer niet zitten. Uiteindelijk werd hij – bekend als Alexander Farnese – de feitelijke vertegenwoordiger van het Spaanse gezag in de Nederlanden. Op dat ogenblik was de Opstand tegen Spanje al tien jaar bezig. Farnese was de eerste militaire strateeg die de kansen in het voordeel van Spanje leek te doen keren. Zijn eedaflegging in 1578 was het enige moment dat Margaretha zich uiteindelijk nog in Brussel vertoonde.
Een staatsvrouw?
Margaretha wordt meestal in één adem genoemd met andere bekwame vrouwelijke bestuurders van het land. Samen met Maria van Bourgondië (177-1482), Margaretha van Oostenrijk (1507-1530), Maria van Hongarije (1530-1558), en aartshertogin Isabella (1598-1633) wordt zij gezien als een van de sterke vrouwen op een ogenblik dat in onze streken iets groeide dat leek op een ‘nationaal’ bewustzijn. Het hoeft niet te verwonderen dat Margaretha in de romantische en nationalistische beeldvorming van de 19de eeuw dan ook een bijzondere aandacht kreeg. Nochtans kreeg zij in tegenstelling tot de andere dames niet echt de kans om haar stempel te drukken op het landbestuur. Daarvoor was haar bestuur niet lang genoeg. Vermoedelijk deelde Margaretha het pragmatisme van haar voorgangsters betreffende de toepassing van de religieuze plakkaten. Maar de context waarin zij moest aan de slag gaan was totaal gewijzigd. Daar waar onder Karel V nog een zekere tolerantie aan de dag werd gelegd, veranderde dit onder de onbuigzame en tegelijk aarzelende Filips II. Intussen had het protestantisme zich veel dieper onder de bevolking verspreid. Margaretha diende uiteindelijk een beleid te verdedigen waar ze wellicht zelf niet helemaal achter stond. Dat zij in 1567 de eer aan zichzelf hield om het land te verlaten kan er op wijzen dat zij wel degelijk een eigen mening had.
Margaretha is nog steeds een historische figuur die blijft fascineren. Hoe zij ondanks haar eenvoudige afkomst is opgeklommen in de kringen van de Europese vorsten blijft natuurlijk tot de verbeelding spreken. Het zal wel een typisch Vlaamse reflex zijn om ‘Madama de Parma’ nog steeds als ‘een van ons’ te beschouwen … alhoewel zij de grootste tijd van haar leven in Italië doorbracht. We kijken alvast uit naar de tentoonstelling in Oudenaarde die zeker een tipje van de sluier zal oplichten van de rol die deze keizersdochter speelde in een cruciale fase van de geschiedenis.
Literatuur
- https://www.oudenaarde.be/nl/mou/margaretha
- https://www.standaard.be/cnt/dsl23121999_002
- https://www.kunstbus.nl/cultuur/Margaretha+van+Parma.html
Patrick Praet