Sanatorium Joseph Lemaire

Modernistische parel in Tombeek

Via de oude verbindingsweg tussen Brussel en Waver kom je in Tombeek, een deel van de gemeente Overijse. De benaming van dit gehucht komt van ‘tombe’ of ‘tumulus’, een Romeinse grafheuvel. Daar werd in 1936-1937 het Sanatorium Joseph Lemaire gebouwd door La Prévoyance Sociale, naar een ontwerp van Maxime Brunfaut en bestemd als kuuroord voor tbc-patiënten uit de arbeidersklasse. Het complex dat vandaag een modern woonzorgcentrum is, bestaat uit een kruisvormig hoofdgebouw – het sanatorium – en verschillende, over het terrein verspreide dienstgebouwen die architecturaal één geheel vormen. Op 22 januari worden we er vakkundig rondgeleid door Post Factum-lid Elizabeth Geens.

Historiek van het complex

Op 15 juli 1934 kocht de coöperatieve socialistische verzekeringsmaatschappij La Prévoyance Sociale, onder impuls van directeur-generaal Joseph Lemaire, een bouwgrond aan met een oppervlakte van zowat 33 hectare, ter plaatse bekend als ‘Tombeek-heide’, met de bedoeling er een sanatorium op te richten. Het idee kaderde volledig in de doelstellingen van deze coöperatie die een gedeelte van haar winsten aanwendde voor de uitbouw van een net van gezondheidsinstellingen. De terreinkeuze werd ongetwijfeld bepaald door de gunstige ligging op een twintigtal kilometer ten zuiden van Brussel. Bovendien beantwoordde dit stuk ongerepte natuur, gesitueerd op een 85 meter hoog plateau dat de Lanevallei domineert, perfect aan de gestelde medische eisen.

De opdracht tot het bouwen van een sanatorium voor 150 mannelijke (tuberculose) patiënten, werd toevertrouwd aan de jonge Brusselse architect Maxime Brunfaut (1909-2003). Hij was de zoon van architect en socialistisch volksvertegenwoordiger Fernand Brunfaut (1886-1972) en ook zijn oom Gaston Brunfaut was architect. In 1929 studeerde hij af aan de Académie des Beaux-Arts te Brussel waar Victor Horta een van zijn leermeesters was. Daarna begon hij zijn carrière op het bureau van zijn vader met wie hij onder meer de redactie- en drukkerijgebouwen (1971) van de socialistische dagbladen Vooruit te Gent en Le Peuple te Brussel realiseerde. Het nieuwe sanatorium te Tombeek was zijn eerste grote opdracht. Het complex werd door het Luikse aannemersbedrijf N.V. Bémat in een recordtijd van dertien maanden (10 augustus 1936 – 21 september 1937) gerealiseerd. De totale kostprijs bedroeg ruim 14.000.000 frank.

Modelinstelling

De voorstudie was reeds begonnen in oktober 1933 en zou bijna twee jaar in beslag nemen. Tijdens deze periode werd de problematiek van de sanatoria zowel vanuit medisch, technisch als architecturaal oogpunt uitgebreid bestudeerd, waarbij het welzijn van de patiënt centraal stond. Uiteindelijk zou een modelinrichting worden gerealiseerd die in medisch-wetenschappelijke en in architectuurkringen als dusdanig werd erkend. Tijdens de feestelijke opening genoot het instituut als modelvoorbeeld van vooruitstrevende modernistische architectuur bijzondere aandacht van de internationale pers.

Door de ontwikkeling van gepaste medicatie vanaf de jaren 1950 werden er steeds minder tbc-patiënten ontvangen en werd het gebouw geleidelijk omgevormd tot verzorgingstehuis. Dit kon zonder noemenswaardige aanpassingen dankzij de skeletstructuur waardoor de bestaande ruimten naar wens konden worden aangepast. In 1987 werd het sanatorium gesloten waarna het ten prooi viel aan vandalisme en verval. Het sanatorium werd gezien zijn artistieke, architectuurhistorische en historische waarde op 7 maart 1994 wel erkend als monument. Het werd met zijn omliggend park ook in zijn geheel als dorpsgezicht erkend, maar dit kon het tij van het verval niet keren.

Na 20 jaar leegstand en 70 jaar na de opening van het Sanatorium Joseph Lemaire werd in 2007 RedHetSanatorium (RHS) op touw gezet. Dit initiatief slaagde erin het sanatorium terug onder de aandacht te brengen en verschillende projectontwikkelaars kwamen met plannen maar nog lukte het niet. Er was een internationaal verzoekschrift nodig om de situatie te deblokkeren. Ondertekenaars van de architectuur- en kunstwereld uit 53 verschillende landen onderschreven het internationaal verzoekschrift van RHS. Daardoor werd het sanatorium internationaal in de belangstelling gebracht en in oktober 2009 werd het door het World Monuments Fund (WMF) in New York uitgeroepen tot één van de honderd meest bedreigde sites ter wereld. Deze acties deden het dossier bewegen en er werd uiteindelijk toch gestart met de restauratie. In 2017 kon het modern woonzorgcentrum “Tombeekheyde” van de Vulpia Groep plechtig geopend worden waarbij de oorspronkelijke buitenstructuur zoveel mogelijk bewaard werd.

De infectieziekte tuberculose

Tuberculose (TBC) is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door de bacterie mycobacterium tuberculosis. Deze bacterie veroorzaakt in het lichaam ontstekingen. De TBC-bacil wordt door hoesten en niezen overgedragen en kan zich in alle organen nestelen en daar ziekte veroorzaken. Meestal zijn dat de longen. Patiënten met een besmettelijke vorm van longtuberculose dragen de ziekte door de lucht over op contactpersonen. Personen met een latente infectie kunnen de ziekte niet verspreiden.

Een kwart van de wereldbevolking is vandaag nog geïnfecteerd met TBC, maar gelukkig wordt niet iedereen ziek. Gemiddeld ontwikkelt 5 tot 10 procent van de geïnfecteerde personen TBC, waarvan 80 procent binnen de eerste twee jaar na de infectie. De resterende 20 procent wordt later in het leven alsnog ziek. De TBC-bacil kan namelijk tientallen jaren in een latente (slapende) vorm in het lichaam overleven en weer actief worden als de afweer van de geïnfecteerde persoon afneemt, bijvoorbeeld door ziekte of ondervoeding. De behandeling bestaat vandaag uit het toedienen van antibiotica.

De “witte pest”

Uit opgegraven skeletresten blijkt dat tuberculose al eeuwenlang een dodelijke ziekte was. De Griekse geleerde Hippocrates maakte al melding van de ziekte die hij ‘phthisis’ (‘wegteren’) noemde. Vroeger sprak men dan ook over de tering in plaats van over tuberculose. Artsen stonden machteloos tegenover deze ziekte waarbij mensen langzaam weg kwijnden. De kans dat de patiënt aan tuberculose zou sterven was groot. Men bedacht de vreemdste diëten om de ziekte te bestrijden: van rauw vlees en moedermelk tot gemalen padden.

Tot de late negentiende eeuw behoorde tuberculose tot een van de voornaamste doodsoorzaken in Europa. Vooral steden kenden een hoog aantal overlijdens ten gevolge van tuberculose. Historici verklaren dit door de ongezonde leef-, werk- en woonomstandigheden en de gebrekkige sanitaire en hygiënische voorzieningen in de stad. Ook in België sloeg tuberculose hard toe. Rond 1900 stierven gemiddeld 8000 à 9000 personen per jaar aan de ziekte, goed voor ongeveer zeven procent van het totaal aantal overlijdens.

De strijd tegen de ziekte

Omdat de ziekte vaak binnen dezelfde familie voorkwam, dacht men dat de ziekte erfelijk was. De notie dat het om een besmettelijke ziekte zou kunnen gaan bestond nog niet. Het raadsel van de tering werd in 1882 opgelost door de Duitse arts Robert Koch (1843 – 1910). Hij toonde aan dat de ziekte niet erfelijk is, maar veroorzaakt wordt door een bacterie. In 1890 ontdekte Koch ook de stof tuberculine. Een stof die nu nog steeds wordt gebruikt voor de tuberculinehuidtest (mantoux). Robert Koch kreeg voor zijn ontdekking in 1905 de Nobelprijs voor geneeskunde.

De ontdekking van de tuberkelbacil door Koch en het besef dat de ziekte besmettelijk was, was het startsein voor de bestrijding van tuberculose. Dat was in grote mate te danken aan de samenwerking tussen de overheid, geneesheren en particuliere organisaties zoals de Belgische Nationale Liga tegen Tuberculose die werd opgericht in 1897. Met intensieve preventiecampagnes probeerden zij de bevolking te overtuigen van het belang van een hygiënische levenswijze om de ziekte te bestrijden.

Overal in Europa werden sanatoria geopend, waar patiënten met rust, goede voeding en gezonde lucht werden verpleegd. Deze lagen bij voorkeur in het hooggebergte of op het platteland. Er werd ook geëxperimenteerd met medicijnen zoals levertraanklysma, odium, kwik enz. maar dikwijls was de grens tussen medisch handelen en kwakzalverij niet zo duidelijk. Een grote doorbraak was de röntgentechniek, al in 1895 uitgevonden, maar pas later op grote schaal gebruikt. Röntgen maakte het mogelijk om tuberculose al in een vroeg stadium op te sporen, omdat plekken in de longen snel zichtbaar konden worden gemaakt.

Ondertussen werd er hard gezocht naar een geneesmiddel tegen tuberculose. Al in 1928 was de penicilline ontdekt, en dat leidde tot de ontwikkeling van streptomycine in 1944. In 1946 werd Para-Amino Salicylzuur (PAS) en in 1952 Isonicotinezuur (INH) ontdekt. Deze zogenaamde tuberculostatica waren aanvankelijk weinig voorradig en duur, maar na verloop van tijd konden ze steeds meer worden toegepast. Ondertussen bleef men vasthouden aan de langdurige rustkuren. Dat kwam omdat de medicijnen aanvankelijk als aanvulling werden gezien op de bedrust. Ook was men bang voor resistentiegevaar. De oprichting van sanatoria en de introductie van het BCG-vaccin na 1945 zorgden er tijdens de twintigste eeuw voor dat tuberculose gaandeweg steeds minder voorkwam. Eind jaren 1980 besliste de overheid om alle sanatoria in België te sluiten. Ook het sanatorium Joseph Lemaire ging dicht.

Tuberculose in de literatuur

Door het ontbreken van kennis ontstond rond 1900 het beeld van ‘de tering’ als romantische modeziekte met als beeld de wegterende kunstenaar. Veel bekende dichters en kunstenaars zoals Paul van Ostaijen, Kafka, Goethe en Chopin leden aan de ziekte. Franz Kafka stierf bijvoorbeeld in het sanatorium Kierling bij Wenen op 3 juni 1924.   Alexandre Dumas schreef in zijn memoires zelfs dat iedereen die meetelde in de literatuur teringachtig was: ‘Het behoorde tot de goede vorm om na elke hevige emotie wat bloed op te geven en voor het dertigste levensjaar te sterven’. De roman De toverberg van Nobelprijswinnaar Thomas Mann gaat over het leven in het sanatorium. In 1912 werd bij zijn vrouw Katia tuberculose geconstateerd, waarvoor ze langdurig in een sanatorium in Davos behandeld zou worden. Tijdens zijn bezoeken aan haar snoof Mann daar de sfeer op die hij later gebruikte als basis voor deze roman. Ook George Orwell overleed op 46-jarige leeftijd in 1950 in Londen aan tuberculose.

Hou je van modernistische architectuur en ben je nieuwsgierig naar een stukje medische geschiedenis? Dan is een bezoek met Post Factum aan dit verbluffende en oogverblindende gebouw een absolute must!

Carine De Vos

Bronnen