Art nouveau in Sint-Gillis

Bezoek Hortahuis en wandeling in de wijk

Om de status van Brussel als art-nouveauhoofdstad in de verf te zetten, werd beslist om 2023 aan deze kunststroming te wijden. De komende maanden zullen verschillende Brusselse, Belgische en internationale partners samenzitten om het programma samen te stellen. Er zullen niet alleen tentoonstellingen en colloquia worden georganiseerd, maar ook gebouwen gerestaureerd en opengesteld worden voor het publiek.

Art nouveau en haar verschillende benamingen

Deze internationale kunststroming heeft zich in verschillende landen in verschillende domeinen onder verschillende benamingen gemanifesteerd tussen ca 1890 en 1914. Een beknopt overzicht van een aantal termen is hier dan ook op zijn plaats.

In 1895 opende de Hamburger Siegfried – alias Samuel – Bing (1838-1905) in Parijs een nieuwe kunstgalerij met als uithangbord “L’Art Nouveau”. Voordien hield hij zich bezig als handelaar in Japanse kunst want de japonaiserieën waren zeer populair in de periode 1870-1880. In zijn nieuwe galerij bood hij aan kunstenaars zoals Edvard Munch, Fernand Khnopff en Henry van de Velde de gelegenheid om hun verwezenlijkingen te tonen die in een nieuwe vormentaal gemaakt waren. Deze kunstwerken baarden opzien en spoedig ging men alles wat in deze nieuwe vormentaal uitgedrukt werd als ‘art nouveau’ bestempelen.

Jugendstil is een andere term die oorspronkelijk als een spotnaam gebruikt werd. In 1896 publiceerde Georg Hirth in München een satirisch weekblad met de naam “Die Jugend”. De schrijfstijl van de artikels was speciaal te noemen. Hij maakte daarbij ook gebruik van nieuwe originele illustraties en drukvormen. Weldra zag men een verband tussen de stijl van deze publicatie en alle nieuwigheden op kunstgebied en zo werd deze benaming geboren.

Sommige auteurs menen dat art nouveau meer van toepassing is op de Frans-Belgische creaties en dat Jugendstil meer naar de kunstvorm van het Oostenrijks-Duits cultuur-gebied verwijst, maar dat is niet noodzakelijk zo.  In Oostenrijk spreekt men ook van de Sezessionsstil, naar de beweging die Gustav Klimt in 1897 stichtte. Deze beweging brak ook met de heersende neoclassicistische kunstopvatting en leidde tot de oprichting van de Wiener Werkstätte. In Brussel is het gekende huis Stoclet in de Tervurenlaan te Sint-Pieters-Woluwe door deze beweging gebouwd, gemeubileerd en gedecoreerd. Architect was Josef Hoffman.

In Nederland kende men de Nieuwe Stijl, in Engeland sprak men van de Modern Style of Liberty Style. In Spanje was er ook sprake van Estilo Modernista en Modernismo met als boegbeeld Gaudi.

Ondanks de opvallende regionale verschillen zijn er enkele kenmerken die deze stromingen verenigen: een optimistisch wereldbeeld en geloof in de toekomst, een voorliefde voor het gebruik van nieuwe, moderne technieken (in de architectuur bijvoorbeeld grote glasoppervlakken), een afkeer van symmetrie en een voorkeur voor ornamentiek, waarbij bloem- en vogelmotieven domineren. Een jugendstilgebouw is dikwijls een Gesamtkunstwerk omdat het niet ongebruikelijk was om de in het gebouw geplaatste meubelen, ornamenten en/of siervoorwerpen speciaal met dezelfde stijlkenmerken te laten vervaardigen.

Voorgeschiedenis

De basis van de art nouveau of Jugendstil lag in Engeland. Door de industriële revolutie hechtte men daar rond 1850 erg veel waarde aan alles wat met mechanisatie te maken had. Het eerlijke en eenvoudige handwerk was uit de gratie. Een machinaal vervaardigd product werd voor mensen toen hoger ingeschat dan een product dat ambachtelijk was gemaakt. Toen de industriële revolutie hoogtij vierde, werden producten goedkoper waardoor meer mensen ook de zaken wilden hebben die de echte rijken hadden. Daarom werden vroegere stijlen geïmiteerd en snel en slordig gemaakt om aan de vraag te voldoen. Als reactie hiertegen propageerden een aantal vormgevers en kunstenaars opnieuw handgemaakte, traditionele producten. Ze vonden dat men zelf moest kunnen waarnemen hoe een product tot stand was gekomen. Het betekende het begin van de Arts-and-Crafts Movement als reactie op de neostijlen van het eind van de negentiende eeuw.

Deze beweging, door John Ruskin en later vooral door William Morris gepropageerd, was niet alleen een stroming in de kunst en de industriële vormgeving maar gaf ook blijk van een sociaal engagement. De aanhangers wilden een hervorming bewerkstelligen door de producten niet meer door machines te laten maken maar door weer over te gaan op ambachtelijke vervaardiging. Het ideaal bestond erin om fraaie, degelijke objecten maken voor de gewone man. Het was niet direct een ontwerp-stijl maar meer een ontwerp-principe.

De ideeën van de arts-and-craftsbeweging verspreidden zich snel door Europa (Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, België en Nederland) en tegen het einde van de 19e eeuw transformeerde deze beweging zich in de veel bekendere jugendstil- of art-nouveaustroming. De ideeën van de arts-and-crafts werden overgenomen in Amerika (Tiffany) en een groot deel van Europa, het eerst in België (onder andere door Van Rysselberghe, Horta, Van de Velde), in Frankrijk (onder andere Mucha en Toulouse-Lautrec), in Nederland (onder andere Toorop, Cuypers, Dijsselhof, De Roos), in Schotland (Mackintosh), in Duitsland (Eckmann), in Oostenrijk (Wagner), in Spanje (Gaudí) en in Italië, Hongarije en Scandinavië (Kopenhagen).


Ook de schilderkunst van de prerafaëlieten kan beschouwd worden als een voorloper van de art nouveau want het ging niet alleen om architectuur en vormgeving. Deze groep bestond uit sociaal geëngageerde schilders zoals W.H. Hunt , J.E. Millais en  D.G. Rossetti die niet langer akkoord gingen met het heersende classicisme. Ze vonden ook dat kunst moest bijdragen tot de opbouw van een meer rechtvaardige samenleving.

Brussel

Brussel was de hoofdstad van het tweede land dat na Engeland de industriële revolutie meemaakte. De economie bloeide en dat had zijn weerslag op wetenschap en kunst.

In de 19de eeuw beheersten twee stromingen de bouwwerken in Brussel. Enerzijds was dat het classisisme met als grote bouwheer koning Leopold II. Voorbeelden daarvan zijn het justitiepaleis en de gebouwen aan het Jubelpark. Anderzijds was er een meer romantische strekking die terugblikte op het eigen prestigieuze verleden met neogotische bouwwerken zoals de kerk van Laken.

Pas in het laatste decennium van de 19de eeuw kwam een groep jonge architecten met namen als Victor Horta, Paul Hankar, Henry Van de Velde, Octave van Rysselberghe, Jules Brunfaut, … tegen deze imitatie-bouwkunde in het verweer en kon er zich een burgerlijke elite-bouwstijl ontwikkelen. Zo kregen we in de Brusselse wijken dan ook een mengelmoes van prachtige woningen in diverse stijlen.

Hotel Tassel in de Paul-Emile Jansonstraat wordt veelal beschouwd als het eerste architectonische werk in art-nouveaustijl in Brussel en is werelderfgoed. Het gebouw, dat dateert van 1893, was een schepping van de architect Victor Horta en diens bouwstijl vond al snel navolging onder zijn collega’s. Slechts enkele straten verder bouwde zijn collega Paul Hankar zijn eigen huis.

Huis Tassel (foto: Karl Stas, https://commons.wikimedia.org)

Onze hoofdstad was eind 19de begin 20ste eeuw één grote bouwwerf. Als gevolg van de bevolkingsexplosie op dat moment waren een aantal Brusselse buitenwijken zoals Schaarbeek, Etterbeek, Elsene en Sint-Gillis, volop in ontwikkeling. Het is dan ook in die gemeenten dat er nog een groot aantal gebouwen in de art-nouveaustijl te bewonderen vallen, ondanks de sloop van vele panden in de jaren ’50 en ‘60 van de vorige eeuw.

De art nouveau wilde niet alleen de leefomgeving van de inwoners van Brussel verfraaien, maar beoogde ook esthetische en zelfs morele redenen. Men wou de arbeider onverwijld huiswaarts doen keren. De bouw door Horta van het Volkshuis aan de Joseph Stevensstraat in de Zavelwijk, diende eveneens een filantropisch doel: een goed verlichte en verluchte ruimte bieden aan mensen die in krotten woonden.

De keuze van de Belgische Werkliedenpartij voor deze stijl werd natuurlijk ook meebepaald door het zoeken naar een stijl die de conservatieve burgerij afkeer inboezemde.

Het Hortamuseum

In Brussel was Victor Horta (1861-1947) ongetwijfeld de meest vermaarde architect en vormgever. In een tijdspanne van een tiental jaren trok hij er zijn belangrijkste gebouwen op. Post Factum bezocht onder meer het Autriquehuis en het Solvayhuis. Nu is het weer de beurt aan het Hortamuseum.

Het museum in de Amerikaansestraat in Sint-Gillis is ondergebracht in twee gebouwen die met elkaar in verbinding staan: het huis en het atelier van architect. Het is een exemplaristische weergave van het hoogtepunt van de art nouveau. Beide gebouwen werden door de gemeente Sint-Gillis aangekocht in de jaren 1960 en omgevormd tot het Hortamuseum dat in 1969 openging. Een groot deel van de interieurdecoratie bleef bewaard. Zo vormen de mozaïeken, de glasramen, het meubilair en de muurschilderingen een harmonisch en tot in het kleinste detail verzorgd geheel.

Carine De Vos