Op zondag 22 mei bezoekt Post Factum met een gids van VZW Korei de site van Thurn en Taxis (Frans: Tour et Taxis), het nieuwe stadsdeel van Brussel dat ingericht wordt op een vroeger industrieel terrein rond het voormalig goederenstation “Gare Maritime” en de opslagplaats “Koninklijk Pakhuis”. De site bevindt zich naast het kanaal van Brussel, op enkele minuten van het centrum van de hoofdstad, tegen de grens met Sint-Jans-Molenbeek. Bij haar aanleg bevond er zich een zijarm (met kaai) vlak bij het gebouw en er liep een spoorlijn vanuit Mechelen en de Antwerpse haven door het midden van de stapelplaats. In de 19e eeuw was het een belangrijk centrum voor opslag en overslag van goederen voor heel Europa. Het werd omwille van de historische waarde en merkwaardige architectuur (de combinatie van baksteen, natuursteen, glas en smeedijzer) de laatste jaren gerestaureerd en herontwikkeld als een evenementenlocatie, bedrijvencentrum en woonwijk.
Benaming
De naam van de site verwijst naar de naam van een voormalig pakhuis aan het kanaal Brussel-Willebroek. Deze opslagplaats werd dan weer vernoemd naar de oprichters van het Europese postsysteem, de familie “Thurn & Taxis” die tot de achttiende eeuw de gronden waarop het gebouw staat gebruikte om er de paarden voor de postkoetsen op te laten grazen.
Op het einde van de 19e eeuw industrialiseerde België zeer sterk. De locatie, naast het kanaal en in de buurt van het centrum en de spoorwegen, maakte het terrein in de 19de eeuw zeer geschikt als nieuw goederenstation met opslagplaatsen. In 1897 annexeerde de stad Brussel met de eerste noordelijke uitbreiding het havengebied met de site “Thurn en Taxis“ en raakten de gemeenten Laken en Sint-Jans-Molenbeek een stuk van hun grondgebied kwijt. De Belgische Staatsspoorwegen, als nieuwe eigenaar van een gedeelte van het terrein, startten daar onder impuls van koning Leopold II een prestigieus project. Rond 1900 namen de werken een aanvang en in 1910 werd het complex in gebruik genomen. Het ging om een los- en laadkade langs de Willebroekse Vaart, een aftakking van spoorlijn 28 met diverse rangeersporen, een goederenstation van de spoorwegen en een groots ‘Koninklijk Pakhuis’ met bijgebouwen.
De familie Thurn en Taxis en het postwezen
Deze familie is beroemd en rijk geworden door de organisatie van het internationale postverkeer op het Europese continent. Het geslacht is afkomstig uit de streek van Bergamo in Noord-Italië. Sinds circa 1290 leidden twee leden van dit geslacht koeriersdiensten tussen de Italiaanse stadsstaten. In de vijftiende en zestiende eeuw verspreidden verschillende takken van de familie zich over de Pauselijke Staat en de Habsburgse landen en richtten daar het postwezen in.
In 1490 deed de Oostenrijkse keizer Maximiliaan I een beroep op de familie von Taxis om een postverbinding te organiseren tussen zijn residentie in Innsbruck en Mechelen waar Margaretha van York, de zuster van Karel de Stoute, hof hield. Zij zorgde immers voor de opvoeding van zijn kinderen Filips (later de Schone) en Margaretha (later van Oostenrijk) na het vroegtijdig overlijden van zijn echtgenote Maria van Bourgondië. Zo werd Franz von Taxis eigenlijk onze eerste postmeester. Het is trouwens deze man die figureert in het Suske & Wiske-album “De kleine postruiter”, een strip die werd uitgegeven in samenwerking met ‘Directie Filatelie van de Post’ ter gelegenheid van 500 jaar Europese postverbindingen.
Toen in het begin van de zestiende eeuw het politieke machtscentrum zich van Mechelen definitief naar Brussel verplaatste, vestigde ook Franz von Taxis zich in de nieuwe hoofdstad van de Bourgondische Nederlanden. Hij kocht er in de Zavelwijk een statige patriciërswoning die hij liet verbouwen tot een fraai stadspaleis. Tegelijkertijd besloot hij zijn familienaam te verfransen tot ‘Tassis’. Spijtig genoeg is deze woning niet bewaard gebleven. Enkel In de Onze-Lieve-Vrouw ter Zegekerk op de Zavel vindt men vandaag nog een verwijzing naar de aanwezigheid van de familie in Brussel. Aan beide zijden van het koor bestaan de barokke grafkapellen van de familie nog. De Heilige Ursulakapel aan de linkerkant is zelfs van de hand van Lucas Faydherbe.
Vanuit Brussel organiseerde Franz een netwerk van postroutes naar verschillende steden in Europa op vraag van zijn broodheren Filips de Schone en Karel V. Vanaf 1504 verzorgde hij met zijn postrijders of postiljons de vorstelijke en private post in het gehele Heilige Roomse Rijk en Spanje. Deze koeriers reden te paard van poststation (relais) naar het andere. Deze relais werden beheerd door “postmeesters” die meestal ook herbergier, hotelhouder of grote boer waren. Zij bezaten een aantal paarden die zij ter beschikking stelden van de post. Een postrelais omvatte meestal een woonhuis met kamers voor de gasten en het personeel, een stalling en bijgebouwen. Postiljons gebruikten de gehuurde paarden tot aan het volgende poststation en brachten ze ook weer terug.
Zijn neef en rechterhand was Johann Baptista von Taxis die in mei 1512 door keizer Maximiliaan in de adel opgenomen werd. De keizer verleende hun de adellijke titel van paltsgraven waaraan een reeks prerogatieven verbonden werden zoals het recht om openbare notarissen, postkoeriers en gewone rechters aan te stellen. Johann Baptista werd te Brussel benoemd tot algemeen hoofdpostmeester van keizer Karel V.
Toen Karel V koning van Spanje werd, sloot hij in 1516 een nieuwe nog omvangrijkere overeenkomst af met Franz en Johann Baptista von Taxis over nieuwe in gebruik te nemen postroutes o.a. naar Italië waardoor ze officieel een monopolie over het postbedrijf verkregen. Daarbij werden ook afspraken gemaakt met de toenmalige Franse koning Frans I om postrelais in zijn land te openen want die waren nodig om het postverkeer tussen Brussel en Spanje sneller te laten verlopen. Om de officiële poststukken van Brussel naar Parijs te brengen moest men rekenen op 36 uur, in de winter op 40 uur. Voor het traject Brussel – Innsbruck werd gerekend op vijf dagen bij gunstige weersomstandigheden en op zes dagen in de winter. De langste postlijn was die tussen Brussel en Napels waarvoor toch 15 dagen nodig waren.
Wanneer Franz von Taxis in december 1517 overleed, kwam de post in onze contreien in handen van zijn neef Johann Baptista terwijl andere familieleden de organisatie van het postwezen elders in Europa ter harte namen. Keizer Karel benoemde Johann Baptista in 1520 tot ‘Chief et Maistre Général de noz postes, par tous noz royaumes, pays et seigneuries’. Dit document is vandaag nog altijd bewaard en bevindt zich in de collectie van het Fürst Thürn und Taxis Zentralarchiv in Regensburg. Om de nieuwe verbindingen te financieren ontwikkelde de familie von Taxis ook het postverkeer voor particulieren wat uiteindelijk de voornaamste bron van inkomsten zou worden. Hoewel Karel V in 1517 nog uitdrukkelijk verboden had om de koerierdiensten voor iets anders dan koninklijke doelen te gebruiken werd vanaf 1530 de dienstverlening veralgemeend.
Johan Baptista was een bezige bij. Behalve twaalf wettige kinderen had hij ook twee kinderen uit een andere relatie die door keizer Karel in 1539 zonder aarzelen gewettigd werden zodat ook zij een belangrijke rol konden spelen in de organisatie van het internationale postverkeer. Ze zijn allemaal te zien op het Tassis-drieluik, een 16de-eeuws triptiek in zijn opdracht gemaakt voor de familiekapel in de Brusselse Zavelkerk. Het werk, in 1846 overgebracht naar Slot Sankt Emmeram in Regensburg, wordt toegeschreven aan Bernard van Orley.
Aan het einde van de 16de eeuw werden de posterijen in de Duitse landen een heerlijk recht. Lamoral von Taxis werd in 1615 erfelijk hoofdpostmeester van het Rijk en verwierf voor zijn geslacht op 8 juni 1624 de titel van rijksgraaf, nadat op 16 januari 1608 al de titel rijksvrijheer was verleend. De hieruit voortvloeiende quasi-monopoliepositie bracht de familie politieke invloed en een enorme rijkdom. In de eeuwen die volgden beheerde het geslacht plaatselijke en nationale postdiensten in het Heilige Roomse Rijk, Spanje, Italië, Hongarije en de Nederlanden, waarbij het 20.000 koeriers in dienst had en ook kranten bezorgde.
Tijdens de gehele 17de eeuw ontwikkelde het postwezen zich verder. Er kwamen meer en meer postrelais en de postlijnen vertakten zich in alle landen waarbij ze overal eigen kenmerken kregen. De familie von Taxis investeerde haar inkomsten in land en dat zou uiteindelijk tot een eigen rijksvorstendom leiden. Vanaf 1650 mochten ze binnen het Heilige Roomse Rijk de dubbele naam Thurn und Taxis voeren. Het geslacht zou immers afstammen van de Milanese familie De la Torre (“van de Toren”, later verbasterd tot Thurn). Er doken echter ook problemen en concurrenten op. Zo verzuurde de relatie met het Frankrijk van Lodewijk XIV, meer bepaald zijn superintendent van de posterijen markies de Louvois.
Eugen Alexander von Thurn und Taxis werd in 1686 nog door keizer Leopold I in de rijksvorstenstand verheven, een status die op 4 oktober 1695 erfelijk werd maar kort daarna verloor hij het beheer over de posterijen in de Spaanse Nederlanden aan een Fransman en dit ten gevolge van het uitbreken van de Spaanse Successieoorlog in 1701. Daardoor verhuisde de familie ‘Tour et Tassis’ de zetel van de activiteiten uit Brussel naar de keizerlijke hoofdstad Frankfurt am Main en verduitsten ze hun naam weer tot ‘Thurn und Taxis’. Enkele jaren later vestigde het bedrijf zich blijvend in Regensburg (1748).
Het einde van het monopolie in de 19de eeuw
De 19de eeuw ging gepaard met grote veranderingen in de geschiedenis van de post. Tijdens de eerste helft was er aanhoudend oorlogsgeweld en kwam er een eind aan het rijk van Napoleon. De technologische vooruitgang die daarop volgde had een grote impact op de organisatie van de posterijen. Zo was er de opkomst van de spoorweg die zorgde voor een aanzienlijke tijdswinst bij het vervoer van poststukken en die luidde het einde in van de paardenpost via relais. Het volume aan post groeide ook omdat iedereen correspondentie begon te versturen.
Het monopolie van de familie Thurn en Taxis op de postbedeling botste ook met het groeiend nationalisme. Elk land wilde zijn eigen postbedeling want dat was een aanzienlijke bron van inkomsten. De leden van de familie Thurn und Taxis werden echter steeds royaal gecompenseerd voor hun verliezen. In Beieren verkregen ze in 1812 het voormalige klooster Sankt Emmeram, dat tot hun residentie werd omgebouwd. In Pruisen kregen ze in 1819 drie landgoederen in Posen. In 1888 woonden op het grondgebied van de familie circa 100.000 mensen en bracht het jaarlijks 1,1 miljoen mark op. Maximilian Karl von Thurn und Taxis stond in 1867 de laatste postrechten van de familie tegen een vergoeding van drie miljoen taler af aan Pruisen dat de posterijen nationaliseerde. Door het verwerven van al die grond kwam het geslacht echter ook in het bezit van circa 120 regionale brouwerijen, die later werden samengevoegd tot de brouwerij Thurn und Taxis. Deze werd in 1996 overgenomen door de Paulaner Brauerei Gruppe, die echter nog steeds onder de oude naam bier brouwt.
Bronnen:
- Vincent Schouberechts ,De Post: 500 jaar geschiedenis in Europa / La Poste: 500 ans d’histoire en Europe, Lannoo, 2016.
- https://historiek.net/frans-van-tassis-grondlegger-thurn-und-taxis/80493/
- https://www.thurnundtaxis.de/familie/die-familie-thurn-und-taxis/
- https://de.wikipedia.org/wiki/Deutsche_Postgeschichte#:~:text=Bis%20zum%20sp%C3%A4ten%20Mittelalter%20gab,ihre%20Briefe%20durch%20ortseigene%20Botenanstalten.
Carine De Vos