Tentoonstellingsbezoek
Parvenu’s met een reputatie
Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586) is misschien niet de bekendste figuur uit onze ‘vaderlandse geschiedenis’. Nochtans was hij gedurende een flink deel van de 16de eeuw een van de hoofdrolspelers in de Europese politiek en vertoefde hij zijn leven lang in kringen waar de macht werd uitgeoefend. Meer zelfs, hij was zelf diegene die macht uitoefende, zij het vaak vanuit de coulissen. Decennialang stuurde hij de Europese politiek aan van Karel V en Filips II, eerst in een tweespan samen met zijn vader Nicolas Perrenot (ca. 1485-1550) die hem de knepen van het vak leerde, later alleen.
Antoine Perrenot was het vierde van in totaal 15 kinderen van Nicolas Perrenot en Nicole Bonvalot. Elf daarvan bleven in leven. Hij zag het levenslicht in Besançon in de Franche-Comté, een gebied in het oosten van het huidige Frankrijk dat in een personele unie verenigd was met de Nederlanden en zo deel uitmaakte van het Habsburgse rijk. Die link van hun geboortestreek met het huis van Habsburg zou bepalend zijn voor de carrière van zowel vader als zoon Perrenot. Vanuit hun lokale machtsbasis in Besançon werkten ze zich op tot topdiplomaten en carrièrepolitici die thuis waren aan alle belangrijke Europese hoven, van Madrid tot Brussel en van Rome tot Napels. Hun positie was zo invloedrijk dat ze door sommigen werden aanzien als de echte machthebbers aan het Habsburgse hof. Van Pietro Bertano, bisschop van Fano aan de Adriatische kust en pauselijk nuntius bij Karel V in 1548-1549, is bekend dat hij meermaals zou gezegd hebben dat Nicolas Perrenot de eerste persoon was aan het Habsburgse hof, zijn zoon Antoon de tweede en de keizer zelf de derde. Die uitspraak deed hij onder meer in een brief van 12 juli 1548 aan kardinaal Alessandro Farnese, kleinzoon van paus Paulus III en als lid van de familie Farnese een notoir tegenstander van de Perrenots: ‘S. Maestà (Karel V) e il terzo huomo di questa corte.’
Het spreekt voor zich dat het verwerven van dergelijke invloedrijke positie bij de machtigste vorst van hun tijd gepaard ging met de nodige machinaties en intriges. De Perrenots waren daarom om begrijpelijke redenen niet geliefd. Ze werden door hun politieke tegenstanders, niet in het minst door leden van de traditionele adel, beschouwd als parvenu’s. Dat ze zich van hun status bewust waren blijkt in elk geval uit het feit dat zowel vader als zoon Perrenot zich door Titiaan lieten portretteren, zowat de meest gereputeerde Italiaanse schilder van zijn tijd. Nicolas Perrenot liet het trouwens niet bij één portret. Als kardinaal liet hij zich op wat oudere leeftijd ook konterfeiten door Willem Key, een gereputeerde portretschilder die lid was van de Antwerpse Sint-Lucasgilde. De carrière van de beide Perrenots was illustratief voor de opkomst van de ambtsadel in de zestiende eeuw, die de traditionele middeleeuwse zwaardadel verdrong aan de top van het landsbestuur en als raadgevers van de vorst. Dat ze de oude adel imiteerden door het nastreven van adellijke titels kan als parvenu-gedrag worden betiteld. Ondanks het feit dat de oude adel terrein moest prijsgeven als vorstelijk raadgevers was een adellijke titel nog steeds prestigieus. Ook Nicolas Perrenot slaagde erin om voor hemzelf én zijn vader een titel in de wacht te slepen door het verwerven van de heerlijkheid Granvelle in de Franche-Comté, waardoor de familie zich voortaan Perrenot de Granvelle mocht noemen.
Een blitzstart
Antoine Perrenot kon in zijn jonge jaren profiteren van het succesvolle parcours dat zijn vader had afgelegd in dienst van het huis Habsburg. De loopbaan van zijn zoon werd door Nicolas Perrenot al vroeg uitgestippeld. Een van de manieren om in de 16de eeuw snel op te klimmen op de maatschappelijke ladder was een carrière als geestelijke, tenminste voor wie al afkomstig was uit de hogere klassen. Het zou ook voor de jonge Perrenot het bevoorrechte pad zijn naar invloedrijke posities, rijkdom en prestige. Zijn studieparcours leidde hem al snel van Dôle in zijn geboortestreek Franche-Comté naar Leuven, Padua en Parijs. In Leuven legde hij aan de artesfaculteit de basis voor zijn academische opleiding. Volgden daarna studies in de rechten in Padua en staathuishoudkunde in Parijs. Zijn curriculum als student maakt al duidelijk dat hij als geestelijke heel andere ambities had dan een kerkelijke carrière of de studie van de theologie. Tijdens zijn universitaire opleiding legde hij de basis voor een internationaal netwerk aan contacten dat hem zou helpen toegang te krijgen tot the powers that be in Habsburgs Europa. Ook nuttig in dat verband: een gedegen talenkennis. De jonge Perrenot drukte zich naast het Frans – zijn moedertaal – vloeiend uit in het Spaans en het Italiaans, had noties van Engels en Duits en beheerste perfect het Latijn, de academische en kerkelijke lingua franca van zijn tijd. Hij beschikte intussen ook over de nodige kosmopolitische flair om zich vlot te kunnen bewegen in de hoogste Europese kringen.
Na zijn studies ging het snel voor de razend ambitieuze Antoine Perrenot. Al op heel jonge leeftijd waren hem enkele lagere kerkelijke beneficies in de schoot geworpen aan kapittelkerken in steden als Antwerpen, Mechelen, Utrecht en Besançon. In 1538 volgde op 21-jarige leeftijd zijn opname in de clerus die de weg vrij moest maken naar een eerste topbenoeming. Door toedoen van Karel V, landvoogdes Maria van Hongarije en uiteraard vader Nicolas Perrenot werd hij benoemd als bisschop van Atrecht als opvolger van de jong gestorven Eustache de Croÿ. Pastorale ambities waren hem ten enenmale vreemd. Zijn bisschopsstad Atrecht kreeg hem zelden te zien, de benoeming was enkel bedoeld om hem van een inkomen en de nodige status te voorzien met het oog op de verdere uitbouw van zijn carrière.
Titiaan, de jonge Antoine Perrenot – Kansas City, Rockhill Nelson Gallery
Onder de vleugels van papa Nicolas
In het jaar van zijn bisschopsbenoeming betreedt Antoine Perrenot de Europese diplomatieke arena. De knepen van het diplomatenvak in dienst van de Habsburgse keizer Karel V werden hem bijgebracht door zijn vader. Aan diens zijde, soms ook al zelfstandig, raakte hij betrokken bij de grote internationale vraagstukken van zijn tijd: de bedreiging door de Turken in Hongarije en het Middellandse Zeegebied, de strijd met eeuwige rivaal Frankrijk, het conflict met de Duitse protestantse vorsten en de aanslepende kwestie van de organisatie van een algemeen concilie. Tussen 1538 en het overlijden in 1550 van zijn vader en mentor was Antoine Perrenot betrokken bij onderhandelingen met het oog op een vredesverdrag in 1544 tussen Karel V en François I, de aanloop naar een fataal treffen in 1547 bij Mühlberg aan de Elbe tussen Karel V en de Duitse lutheranen, waar de keizer als overwinnaar uit tevoorschijn kwam en de machtige hertog van Saksen gevangengenomen werd, en politieke spanningen met Paulus III rond het in 1545 in de keizerstad Trente geopende maar in 1547 door de paus naar Bologna – na Rome de grootste stad van de pauselijke staten – verplaatste concilie. Antoine Perrenot stelde zich in al deze kwesties een stuk onbuigzamer en harder op dan zijn vader, die meer dan zijn zoon ruimte liet voor onderhandelingen. Toen Nicolas Perrenot in 1550 tenslotte stierf was de bisschop van Atrecht nog steeds maar 33 jaar oud maar helemaal klaar om in de voetsporen van zijn vader te treden.
Machtig en controversieel
Antoine Perrenot was nu de eerste raadgever van een ouder wordende en aan steeds zwaardere jichtaanvallen lijdende keizer. Tijdens de laatste jaren van diens bewind bleven dezelfde hete hangijzers als voorheen de keizerlijke politiek bepalen. Toen Karel V op 25 oktober 1555 ziek en moegestreden in de grote zaal van het Coudenbergpaleis in Brussel troonsafstand deed ten voordele van zijn zoon Filips was het de bisschop van Atrecht die de aanvaardingsrede hield in naam van de nieuwe vorst die zelf het Frans onvoldoende machtig was. Het was een bevestiging van zijn status als politiek zwaargewicht in de onmiddellijke entourage van de machtigste vorst van de christenheid. Die status zou in de daaropvolgende jaren alleen maar groeien. Toen Filips II in 1559 de Nederlanden definitief verliet om vanuit Madrid zijn wereldrijk te gaan besturen benoemde hij zijn halfzus Margareta van Parma als landvoogdes, maar niet zonder haar de instructie mee te geven dat zij bij alle beleidsbeslissingen die ze zou nemen het voorafgaandelijk advies moest inwinnen van Antoine Perrenot. Als een soort van triumviraat zou dit drietal in tijden van toenemende politieke en religieuze spanningen de Nederlanden besturen, waarbij Margareta en Perrenot in Brussel het beleid uitvoerden dat door Filips II in Madrid werd beslist.
Aanvankelijk bleef de ster van Antoine Perrenot verder klimmen. Op het consistorie van 26 februari 1561 in Rome verkreeg hij de sinds lang begeerde kardinaalstitel, waardoor hij voortaan als kardinaal Granvelle bekend zou staan. Onmiddellijk daarna volgde zijn benoeming als eerste aartsbisschop van het pas opgerichte aartsbisdom Mechelen. Die benoeming, waarmee de kersverse kardinaal op het toppunt van zijn macht stond, zou op termijn een vergiftigd geschenk blijken en al snel de reeds bestaande spanningen met de leidende edelen in de Nederlanden aanscherpen. Niet alleen werd Granvelle – ten onrechte – beschouwd als de kwade genius die de oprichting door Pius IV van een reeks nieuwe bisdommen in de Lage Landen had bekokstoofd met als onderliggende bedoeling de inquisitie in te voeren. Als aartsbisschop van Mechelen zou hij die functie voortaan ook cumuleren met de abbatiale waardigheid van de rijke benedictijnerabdij van Affligem. Daarmee moest zijn aartsbisdom van inkomsten worden voorzien. Als abt van Affligem had hij dan weer recht op een zitje in de Staten van Brabant waar hij na de landvoogdes protocollair de tweede plaats zou bekleden. Een en ander viel bijzonder slecht bij edelen als Willem van Oranje en de graven van Egmont en Horne. Die zetelden in de Raad van State, het belangrijkste politieke adviesorgaan van de landvoogdes, maar zagen zich meer en meer in de hoek gedrumd door wat zij zagen als een ordinaire tafelspringer uit de Franche-Comté. Die maakte zich onpopulair door zich te profileren als trouwe en onverzettelijke secondant van hun vorst Filips II met wie zij in toenemende mate op gespannen voet stonden. Dat Granvelle ook nog eens hun adellijke levenswijze imiteerde door in Brussel een prachtig renaissancepaleis op te trekken waar hij een voor de Nederlanden uitzonderlijk rijke verzameling boeken en kunstvoorwerpen onderbracht, gefinancierd met de inkomsten uit zijn talrijke kerkelijke prebenden, kon de animositeit tussen hem en zijn politieke tegenstanders alleen maar vergroten.
Anti-Spaans pamflet met in de cartouches Margareta van Parma, Filips II en Granvelle
Ballingschap
In de jaren na 1561 groeide kardinaal Granvelle uit tot het symbool van het centraliserende beleid van Filips II dat in leidende politieke kringen in de Nederlanden op steeds meer verzet botste. Daar bovenop kwamen een economische crisis en de toenemende spanningen rond de religiekwestie die in 1566 zouden leiden tot de Beeldenstorm. Talloze schotschriften en spotprenten over Granvelle werden verspreid waarin hij verantwoordelijk werd gesteld voor alles wat misliep en werd afgeschilderd als “rode paap” (een verwijzing naar zijn kardinalaat), “bloedhond”, “Spaans varken” of “pauselijk gespuis”. Enkel de gehate hertog van Alva zou hem enkele jaren later in impopulariteit overtreffen. Zijn positie werd onhoudbaar, ook al omdat de relatie met landvoogdes Margareta van Parma getroebleerd was geraakt.
In 1564 besloot Filips II hem terug te roepen uit de Nederlanden. Na een tijdlang verbleven te hebben in zijn geboortestreek in de Franche-Comté zette Granvelle zijn diplomatieke werk voor Filips II verder in Rome, als vicekoning van Napels, opnieuw in Rome en tenslotte vanaf 1579 als persoonlijk raadgever van Filips II in Madrid. Daarmee was in zekere zin de cirkel van zijn diplomatieke carrière rond. Al die jaren bleef hij zich moeien met de situatie in de Nederlanden waar intussen een oorlog was uitgebroken die decennialang zou aanslepen en uiteindelijk in 1648 zou leiden naar de definitieve splitsing tussen de Spaanse Nederlanden en de Republiek der Verenigde Provinciën, voorlopers van het huidige België en Nederland. Granvelle was in de aanloopfase van dit tragische conflict een van de hoofdrolspelers geweest. Hij bleef ook titulair aartsbisschop van Mechelen tot 1584, toen hij als beloning voor bewezen diensten een benoeming kreeg als aartsbisschop van Besançon. Kardinaal Granvelle stierf op 69-jarige leeftijd in Madrid in 1586 en werd begraven in zijn bisschopsstad Besançon waar tot op vandaag het grootste deel van zijn fenomenale briefwisseling bewaard wordt. Zijn broodheer Filips II die hij zo trouw had gediend zou hem twaalf jaar overleven alvorens in 1598 eveneens te overlijden.
Gerrit Vanden Bosch
Bronnen:
Maurice VAN DURME, Antoon Perrenot, bisschop van Atrecht, kardinaal van Granvelle, minister van Karel V en van Filips II (1517-1586), Brussel, 1953.
Maurice VAN DURME, ‘Granvelle, Antoine Perrenot de’, in Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 1, Brussel, 1964, kol. 566-572.
Krista DE JONGE en Gustaaf JANSSENS, Les Granvelle et les anciens Pays-Bas. Liber doctori Mauricio van Durme dedictatus, Leuven, 2000.