Tentoonstellingsbezoek

In oktober 1955 reisde een hoogbejaarde Josef Hoffmann van Wenen naar Brussel. Aanleiding was de 50ste verjaardag van ‘zijn’ paleis Stoclet dat in 1905 was opgeleverd. Hoewel hij in Wenen als architect en oprichter van de Wiener Werkstätte talloze realisaties en ontwerpen op zijn naam had staan, is het Brusselse Stoclet-huis het Gesamtkunstwerk dat voor altijd met zijn naam verbonden zal blijven. Tijdens de viering in Brussel in 1955 waar hij werd gehuldigd, vatte Hoffmann zijn artistieke missie samen en sprak woorden van dank uit voor wie het mogelijk had gemaakt ze in Brussel te realiseren: “Ik heb altijd het creëren van nieuwe vormen, bevrijd van de oude stijlen, als mijn werk en levensdoel beschouwd… Het dient echter gezegd dat, als er van verdienste sprake is, die toekomt aan de familie Stoclet; het is mijnheer Stoclet die het aandurfde om het ontwerp van zijn huis aan een groep jonge kunstenaars toe te vertrouwen.” De familie Stoclet, dat was Adolphe Stoclet (1871-1949) en zijn echtgenote Suzanne Stevens (1874-1949). Het echtpaar was gefortuneerd en maakte deel uit van de Brusselse beau monde. Adolphe stamde uit een bankiersfamilie en was net als zijn vader Victor Stoclet opgeleid als ingenieur. De opgang van de familie Stoclet liep parallel met de geschiedenis van België als eerste geïndustrialiseerde natie op het Europese vasteland. Zowel vader als zoon Stoclet zetelden in de directieraad van de Société Générale, de maatschappij die een sleutelrol speelde in de opgang van het jonge België als industriële natie in de 19de eeuw. In 1896 huwde Adolphe met Suzanne Stevens, dochter van de bekende kunstcriticus en kunsthandelaar Arthur Stevens. Haar oom was de kunstschilder Alfred Stevens, die als portretschilder furore maakte in het Parijs van Napoleon III. Het huwelijk tussen beiden bracht de artistieke smaak en de geldelijke middelen samen die de basis legden voor de bouw van het meest iconische kunstwerk van de Wiener Werkstätte buiten Wenen: het paleis Stoclet.

De jonge Hoffmann in een door hemzelf ontworpen stoel.

Toen Josef Hoffman door Adolphe Stoclet werd aangezocht om aan de Tervurenlaan, toen nog gelegen aan de rand van Brussel, een huis te ontwerpen in de stijl van de Wiener Werkstätte, was hij in Wenen een rijzende ster als architect en ontwerper. Hoffmann was afkomstig uit Pirnitz/Brtnice, een stadje in Moravië in het huidige Tsjechië, waar zijn vader textielfabrikant en burgemeester was. Na zijn eerste opleiding te hebben genoten in Brno, trok hij in 1892 naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Wenen, waar hij in de leer ging bij Karl von Hasenauer en Otto Wagner, twee van de meest gerenommeerde architecten in het Wenen van het fin de siècle. Aan de academie kwam hij in contact met Jozef Marie Olbrich, die eveneens een leerling was van Wagner. De invloed van Wagner en de ontmoeting met Olbrich zouden bepalend zijn voor zijn artistieke ontwikkeling en zijn latere carrière als architect en vormgever. Na het behalen van een Prix de Rome met zijn eindwerk aan de academie verbleef hij een jaar in Italië om zich verder te vervolmaken. Bij zijn terugkeer trad hij toe tot de Wiener Secession, een in 1897 opgerichte kunstenaarsgroep die zich afzette tegen het conservatieve academisme dat de Weense artistieke en architecturale scène beheerste. Andere toonaangevende leden van de groep waren Gustav Klimt, Koloman Moser en Jozef Maria Olbrich. De Secession stelde zich tot doel een artistieke revolutie te ontketenen door radicaal te breken met de in hun ogen ingedommelde en inspiratieloze kunst in het Wenen van de late negentiende eeuw. Ze droeg haar ideeën uit in het tijdschrift met de programmatische titel Ver Sacrum (heilige lente). De breuk met de traditie werd veruitwendigd in de bouw in 1897-1898 van een eigen tentoonstellingscomplex, het Secessionsgebouw, het architecturale manifest van de groep en nog altijd een toeristische trekpleister in Wenen. De ontwerper van dat iconische gebouw, nog steeds een baken van architectonische moderniteit, was Joseph Maria Olbrich. Gustav Klimt realiseerde in de tentoonstellingshal de beroemde Beethovenfries en ook Hoffmann leverde een bijdrage. Hij ontwierp de foyer en stond in voor de planning van de eerste tentoonstelling.

Het Stoclet-huis na oplevering

Vanaf 1899 doceerde Hoffmann aan de Kunstgewerbeschule (kunstnijverheidsschool) in Wenen, waar hij zich vooral toelegde op binnenhuisarchitectuur en meubelontwerpen. In 1900 ontwierp hij een tentoonstelling in het Sezessionsgebouw die door haar internationale deelnemersveld bijzonder invloedrijk zou zijn. Behalve leden van de Secessionsbeweging namen ook Henry Van de Velde, de Engelsman Charles Robert Ashbee en de Schotse ontwerper Charles Rennie Mackintosh deel. Rond de eeuwwisseling zocht en vond Hoffmann ook inspiratie bij de Arts and Crafts-beweging van William Morris, die zich afzette tegen industriële massaproductie en aansluiting zocht bij de ambachtelijke traditie van het middeleeuwse gildewezen.

In 1903 culmineerde dat in de oprichting van de Wiener Werkstätte (‘Weense werkplaatsen’) waarvan Jozef Hoffmann en Koloman Moser (die laatste tot 1908) de artistieke leiders waren en de industrieel Fritz Waerndorfer de mecenas. De WW – met twee in elkaar gevlochten ‘W’s’ als iconisch embleem – groeiden al snel uit tot een postindustriële onderneming avant-la-lettre en vaandeldrager van exclusieve en progressieve designkunst in het nog steeds van de Biedermeier-traditie doordrongen Oostenrijk-Hongarije van keizer Frans-Joseph. Architectuur, meubelkunst, gebruiksvoorwerpen, glas- en keramiekkunst en juwelen tot boekbanden en behangpapier toe vloeiden samen in een totaalkunst die streefde naar een radicale vernieuwing van esthetische vormgeving en beleving. Wat Gustav Klimt en Egon Schiele betekenden voor de schilderkunst in het Wenen van 1900, ambieerden de Wiener Werkstätte voor architectuur en designkunst. Het geloof dat vernieuwende kunst de samenleving positief kon beïnvloeden botste echter onvermijdelijk op zijn limieten. De productie van de WW kon in de praktijk enkel afzet vinden bij een vermogend publiek met een verfijnde en progressieve smaak en was geen spek naar de bek van de doorsnee behoudsgezinde en niet zo kapitaalkrachtige Oostenrijker. Het was het onvermijdelijke gevolg van het concept zelf van de Wiener Werkstätte. Exclusiviteit was het ordewoord, machinale commercialisering taboe. In latere jaren ontstond binnen de WW discussie over het al dan niet op grotere schaal vermarkten van hun ontwerpen, waarbij Hoffmann steeds het primaatschap van exclusieve artisticiteit bleef verdedigen. Dat was ook de achilleshiel van de onderneming. Financieel stonden de Wiener Werkstätte steeds op wankele benen en de ondersteuning door kapitaalkrachtige geldschieters bleef onontbeerlijk. Het failliet van geldschieter Waerndorfer in 1913 betekende een zware klap. De WW in hun oorspronkelijke vorm konden wegens oplopende schulden bedrijfsmatig niet blijven bestaan en noodgedwongen werd overgeschakeld naar meer seriële productie van de ontwerpen. De beurscrash van 1929 zou uiteindelijk de doodsteek betekenen. In 1932 hielden de Wiener Werkstätte definitief op te bestaan.

Thee- en koffieservies

Voor Hoffmann vielen zijn meest creatieve jaren samen met de hoogbloei van de WW. Samen met Koloman Moser ontwierp hij in en buiten Wenen een aantal villa’s en woonhuizen, waaronder de woonst van Moser zelf en het Sanatorium Purkersdorf, een exponent van de maatschappelijke roeping die de WW zichzelf toedichtte. De architectuur van Hoffmann kenmerkte zich door een strakke geometrische vormgeving. Zijn voorkeur voor vierkante vlakken en kubusconstructies leverde hem de bijnaam Quadratl-Hoffmann op.

De indrukwekkendste realisatie van een woning als totaalkunstwerk leverden Hoffmann en de Wiener Werkstätte echter niet af in Wenen maar in Brussel. Opdrachtgever Adolphe Stoclet ontmoette Hoffmann in Wenen en gaf hem in 1905 vrije baan om helemaal naar eigen inzicht een villa te bouwen langs de Tervurenlaan in Sint-Pieters-Woluwe in wat toen nog de groene rand van de hoofdstad was. De bouw duurde van 1905 tot 1911, en het project bood Hoffmann, Koloman Moser en Gustav Klimt de gedroomde gelegenheid om hun artistieke programma te realiseren voor het clientèle waarvoor het bedoeld was, namelijk de gefortuneerde burgerij. Het huis dat Stoclet bij Hoffmann bestelde, zou oorspronkelijk in Wenen gebouwd worden. Het overlijden van zijn vader en broer in 1904 dwongen hem echter om naar Brussel terug te keren om daar het zakenimperium van de familie te beheren.

Het Stoclet-paleis dat uiteindelijk in Brussel verrees, maakte op tijdgenoten een verpletterende indruk. Hoffmann voorzag de strak geconcipieerde gevels van dekplaten in marmer en leverde een bouwwerk af dat bij sommigen een strenge en zelfs kille indruk naliet en in Brussel ongezien was. Het Stoclet-huis betekende een stijlbreuk met de zwierige Art Nouveau-architectuur van Victor Horta waarmee de liberale Brusselse burgerij zich tot dan toe had geïdentificeerd. Net als voor de rijke opdrachtgevers van Horta – denk aan die andere gefortuneerde zakenman Solvay – waren voor Stoclet de financiële middelen bijna ongelimiteerd. De Wiener Werkstätte dreven in de jaren 1905-1912 dan ook voor een flink deel op kapitaal dat hij met de bouw van zijn huis in het Oostenrijkse kunstenaarscollectief pompte. Alleen al de beroemde fries die Gustav Klimt voor de eetzaal realiseerde, kostte een fortuin. Toen ze in 1911 opgeleverd werd, vormde de woning het perfecte decor voor het artistieke programma van het echtpaar Stoclet-Stevens. Suzanne Stevens was via haar vader en ooms goed geïntroduceerd in de artistieke milieus van haar tijd. Het huis, het interieur en zijn bewoners vormden een harmonieus geheel, waar beroemdheden als Serge Diaghelev, Jean Cocteau, Anatole France en Darius Milhaud in stijl werden ontvangen. Voor Josef Hoffmann en de Wiener Werkstätte was het paleis Stoclet het gedroomde visitekaartje waarmee ze hun artistieke kunnen aan de wereld etaleerden en hun ‘passie voor schoonheid’ in een uniek project konden realiseren.

Literatuur:

Het verlangen naar schoonheid. De Wiener Werkstätte en het Stoclet huis. Brochure bij de tentoonstellingscatalogus Yearning for Beauty. The Wiener Werkstätte and the Stoclet House, Brussel, 2006.

Oxford Dictionary of Architecture, Oxford, 1999.

Rolf Toman (ed.), Wenen. Kunst en architectuur, Keulen, 1999.