Het ontstaan van de oud-Egyptische collectie in het Jubelpark
2022 was een jaar waarnaar egyptologen reikhalzend uitkeken aangezien er twee belangrijke verjaardagen op het programma stonden. Vorig jaar was het namelijk 200 jaar geleden dat Jean-François Champollion de Egyptische hiërogliefen ontcijferde. Het was eveneens 100 jaar geleden dat Howard Carter het graf van koning Toetanchamon terugvond. Beide wetenschappelijke verjaardagen gingen gepaard met talrijke evenementen en tentoonstellingen. Maar ook dit jaar gaat het Museum Kunst & Geschiedenis in Brussel op dit elan verder met de organisatie van de tentoonstelling Expeditie Egypte…
De Egyptische collectie in het Museum Kunst & Geschiedenis is bij jong en oud bekend. Velen herinneren zich waarschijnlijk nog de daguitstap naar Brussel die ieder jaar door vele scholen georganiseerd wordt en waarbij studenten van het eerste middelbaar in het kader van de lessen geschiedenis een rondleiding door de Egyptische collectie krijgen. In het museum krijgen zij aan de hand van authentieke voorwerpen uitleg over het dagelijkse leven van de oude Egyptenaren, hun tempels en koningen, en over hoe zij omgingen met de dood. Wat echter nooit tijdens zulke rondleidingen aan bod komt is een interessant stukje moderne geschiedenis … Hoe is namelijk deze indrukwekkende Egyptische collectie – en tevens de egyptologie als wetenschappelijke discipline in België – ooit tot stand gekomen? Op deze belangrijke vraag probeert de tentoonstelling Expeditie Egypte nu een antwoord te leveren.
Om de context rond het ontstaan van de egyptologie beter te kunnen begrijpen, moeten we terugreizen naar het einde van de 19e eeuw, een periode waarin de egyptologie al in volle bloei was in onder meer Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland. In al deze landen werd er al enige jaren egyptologie gedoceerd aan universiteiten en bestonden er reeds grootschalige oud-Egyptische museumcollecties. In België daarentegen bestonden er eind 19e eeuw echter nog geen dergelijke professoraten en de bestaande oud-Egyptische collectie was een klein, ongeorganiseerd allegaartje, maar dit zou snel veranderen met de benoeming van Jean Capart als conservateur libre (vrijwilliger) bij het Koninklijke Museum voor Kunst en Geschiedenis (KMKG). Capart was een doortastende jongeman, gedoctoreerd in de rechten, die besloot om zich aan verscheidene Europese universiteiten verder bij te scholen in de egyptologie. Deze keuze legde hem geen windeieren, aangezien hij het al snel tot curator en later tot directeur van het KMKG schopte. In 1902 werd hem door de Universiteit van Luik de eerste Belgische leerstoel in egyptologie aangeboden. In zijn rol als curator zorgde Capart ervoor dat de collectie van oud-Egyptische objecten massaal werd uitgebreid. Om dit te bewerkstelligen, schuimde hij verschillende grote antiquiteitenveilingen in Europa af, hij kocht objecten bij lokale Egyptische kunsthandelaars, en hij overtuigde de Belgische Staat om zich te ‘abonneren’ bij de Egypt Exploration Fund, een Britse organisatie die sinds eind 19e eeuw opgravingen in Egypte verrichtte. De fondsen voor deze opgravingen werden gedoneerd door verschillende Europese en Noord-Amerikaanse musea, universiteiten en privépersonen in de vorm van ‘abonnementen’, waarbij deze instituties een selectie van objecten uit de gesponsorde opgravingen in ruil kregen. Dit verklaart waarom de oud-Egyptische collectie in Brussel nu talrijke objecten bevat die rechtstreeks uit opgravingen in Egypte komen. Hiertoe behoren onder meer de reliëffragmenten uit de dodentempel van koning Mentoehotep II (ca. 2055-2000 v.C.) die tussen 1903 en 1907 door de Egypt Exploration Fund in Luxor (in de Deir el-Bahari vallei, naast de dodentempel van koning Hatsjepsoet) opgegraven werden.
Via de Egypt Exploration Fund begreep Capart onmiddellijk dat hij zijn eigen banden moest smeden met belangrijke – en liefst rijke – donors om de oud-Egyptische collectie in het museum te vergroten en om zijn onderzoeksactiviteiten te blijven bekostigen. Daarom onderhield hij bijvoorbeeld goede relaties met baron Édouard Empain, die de hele cultuskapel van de mastaba van Neferirtenef (ca. 2475-2421 v.C.) opkocht en aan het museum in Brussel schonk. Misschien wel de meest illustere mecenas uit Caparts carrière was de Belgische koningin Elisabeth … In 1922 stond de wereld namelijk even op zijn kop door de vondst van het vrijwel intacte graf van koning Toetanchamon. Voor Capart werd dit een gebeurtenis die hij van zeer dichtbij zou kunnen volgen. De toenmalige regering in Egypte had immers koningin Elisabeth uitgenodigd om de officiële opening van het graf op 18 februari 1923 voor te zitten. Capart werd door het Paleis dan ook gevraagd om de koningin en haar zoon, de latere koning Leopold III, te vergezellen op hun reis door Egypte. Niet alleen was Capart dus present bij de officiële opening van het graf, maar hij heeft ook een rondleiding gekregen in het graf op een ogenblik dat alle grafgiften daar nog onaangeraakt opgestapeld lagen. Door zijn goede banden met Lord Carnarvon, de sponsor van Howard Carter in diens archeologische zoektocht naar het graf van Toetanchamon, mocht hij de officiële foto’s van het graf gebruiken voor zijn eigen lezingen, kon hij artikels over de vondst publiceren, en werd hij meerdere malen geïnterviewd om over zijn eerste impressies van het onaangeraakte graf te vertellen. Dit zette echter kwaad bloed bij Howard Carter, die vond dat Capart te veel in zijn spotlight stond. Capart koesterde echter duidelijk goede banden met koning Elisabeth, aangezien hij de in 1923 opgerichte Fondation Égyptologique Reine Élisabeth (nu Association Égyptologique Reine Élisabeth) naar haar vernoemde en onder haar bescherming plaatste. Dit genootschap is ook vandaag nog actief en heeft als doel om het wetenschappelijke onderzoek naar het Oude Egypte te promoten en te verspreiden aan de hand van boekenreeksen, een jaarlijks wetenschappelijk tijdschrift (Chronique d’Égypte) en lezingen.
Expeditie Egypte, een tentoonstelling onder de ‘Hoge Bescherming van Hare Majesteit de Koningin’, neemt jullie mee terug in de tijd naar de roots van de oud-Egyptische collectie in het Museum Kunst & Geschiedenis. De tijdelijke tentoonstelling zal namelijk deels bestaan uit stukken die sinds de ontstaansgeschiedenis van de collectie niet meer tentoongesteld geweest zijn én uit de allereerste objecten die door het museum eind 19e eeuw aangekocht werden, zoals de prachtig versierde Bab el-Gasus doodskisten (ca. 1069-946 v.C.). Bab el-Gasus (‘Poort van de priesters’) is de Arabische term voor het enorme graf in Deir el-Bahari (opnieuw vlak naast de dodentempel van koning Hatsjepsoet) waarin deze kisten op 4 februari 1891 aangetroffen werden. Het graf dankt zijn naam aan het feit dat de meer dan honderd personen die daar begraven lagen vrijwel allemaal priesters van de god Amon in de tempel van Karnak waren. Deze kisten zijn zeer snel na de ontdekking verspreid geraakt over verschillende Europese en Noord-Amerikaanse collecties, waaronder dus ook in het Jubelparkmuseum. De objecten zullen ook vergezeld worden door een selectie beeldmateriaal uit de archieven van het museum. Capart was namelijk een fervent fotograaf die tijdens zijn carrière een enorme collectie glasnegatieven met foto’s uit Egypte verzameld heeft. Deze negatieven werden recent gedigitaliseerd, waardoor bezoekers van de tentoonstelling een blik zullen kunnen werpen op Egyptische landschappen en monumenten zoals die eruitzagen aan het begin van de 20e eeuw. Tot slot zal de tentoonstelling een platform geven aan de jonge Egyptische kunstenares Sara Sallam, die door middel van mooie en interessante composities reflecteert over de hedendaagse Egyptische culturele identiteit. Voor haar werk grijpt ze terug naar herinneringen uit haar kindertijd en de oud-Egyptische monumenten en objecten die overal in Egypte aanwezig zijn. Een tentoonstelling om niet te missen dus…
Maarten Praet
Meer lezen?
Jean-Michel Bruffaerts, Jean Capart. De Kroniekschrijver van Egypte, Tielt, 2022.