Een 18de-eeuwse burgerwoning in Ename
Ename, een deelgemeente van Oudenaarde, ademt geschiedenis uit. Ooit was het een middeleeuws centrum met een abdij en een burcht. Vandaag is het dorp vooral bekend door het Provinciaal Archeologisch Museum (PAM) en de vroeg-romaanse Sint-Laurentiuskerk. Maar er is nog een pareltje van historisch erfgoed, meer dan de moeite waard om er eens langs te gaan. Het gaat over het 18de-eeuwse herenhuis van de familie Beaucarne in het centrum van Ename. Het kwam al in 1748 in hun handen en vandaag is het nog altijd in het bezit van nazaten van de oorspronkelijke eigenaar.
Ename
Door het Verdrag van Verdun in 843 werd het grote eenheidsrijk van Karel de Grote opgesplitst in drie delen: West-Francië (ongeveer het latere Frankrijk), het Middenrijk dat zich uitstrekte van Friesland tot Centraal-Italië, en Oost-Francië (ongeveer het latere Duitsland). Door latere wijzigingen kwamen het Franse en het Duitse Rijk vanaf 925 aan de Schelde tegenover elkaar te staan. Om de westgrenzen van zijn rijk te beschermen richtte de Duitse keizer Otto II (973-983) drie belangrijke versterkingen op langs de rechteroever van de Schelde: Antwerpen, Valenciennes, en Ename dat in 974 gesticht werd als hoofdplaats van een markgraafschap met een belangrijke burcht. Daarrond ontwikkelde zich een belangrijke handelsnederzetting met een haven en twee kerken, eentje toegewijd aan de heilige Laurentius en eentje aan de heilige Salvator.
In 1033 werd de versterkte burcht van Ename echter ingenomen en verwoest door Boudewijn IV, graaf van Vlaanderen, wiens troepen de Schelde overstaken om het Ottoonse rijk aan te vallen. In 1047 nam zijn zoon Boudewijn V definitief bezit van Ename, waarbij hij de plaats een totaal andere bestemming gaf. Om de locatie elk militair belang te ontnemen, stichtte zijn vrouw er een benedictijnenabdij, boven op de overblijfselen van de vroegere grensstad. Alleen de Sint-Salvatorkerk, de officiële kerk van de Ottoonse nederzetting, bleef overeind. Ook de Sint-Laurentiuskerk, in de landbouwnederzetting een paar honderd meter verder, bleef intact. De kooplieden en de ambachtslui verlieten de plaats en zochten een nieuw onderkomen in de pas gestichte stad Oudenaarde, een paar kilometer verder aan de andere kant van de Schelde. In de volgende eeuwen bleef de abdij van Ename het centrum van het leven in het dorp. Boeren en werklieden vestigden zich rondom de abdij, en genoten een zekere voorspoed door te werken voor de abdij.
De familie Beaucarne
De familie Beaucarne is vergroeid met Ename. Vanaf de 17de eeuw was het een vooraanstaande burgerfamilie die zich vestigde aan de voet van de toen imposante Sint-Salvatorabdij. Zij kochten in 1748 de familiewoonst aan het dorpsplein en de straat die later naar hen werd vernoemd, en verbouwden het vanaf 1751 tot wat het nu is. Jacques Beaucarne, de eerste verwerver van het huis, was niet alleen ‘ontvanger der provinciële rechten’ maar werkte ook voor de abdij. Toen in 1794 de abdij door de Franse overheid werd gesloten en in 1797 een groot deel van de inboedel openbaar werd verkocht, zorgde de familie Beaucarne niet alleen voor een onderkomen voor de proost van de abdij maar bracht zij ook een groot aantal abdijstukken in veiligheid.
Ook was de familie betrokken bij de eenmaking van België in 1831. Louis-Maur Beaucarne mocht het arrondissement Oudenaarde vertegenwoordigen in het grondwetgevend Nationaal Congres. Gedurende jaren hebben ze ook burgemeesters voortgebracht die hun stempel op Ename hebben gedrukt. De familie maakte in de 18de en 19de eeuw ook deel uit van de hoogste intellectuele en literaire kringen van hun tijd en hadden familiebanden met de families Buysse, MacLeod, Loveling en Fredericq. In 1931 werd de familie in de adelstand verheven. De laatste telg, Louis Beaucarne, advocaat bij het Hof van beroep te Brussel en tot 1940 burgemeester van Ename overleed kinderloos in 1945 waardoor het domein overging naar zijn neef Louis Fredericq, toenmalig kabinetschef van Leopold III, rector van de Rijksuniversiteit van Gent en gouverneur van Oost-Vlaanderen.
In 1955 werden Jacques Fredericq en zijn echtgenote Marie-Claire Lilar eigenaars van het huis Beaucarne. Marie-Claire Lilar was de dochter van schrijfster Suzanne Lilar – Verbist en Minister van Staat Albert Lilar, en tevens de zus van schrijfster Françoise Mallet-Joris. Sinds 2015 is het Julien Fornari, de kleinzoon van Jacques Fredericq en Marie-Claire Lilar, die samen met zijn partner het huis bewoont. Zij zullen ons ook rondleiden.
Het huis
Uit architecturaal onderzoek blijkt dat de huidige woning in 1751 gevormd werd uit drie bestaande woningen uit de 16de eeuw. Twee woningen liepen parallel met het dorpsplein en een derde boerenhof stond wat achterin. In de voor- en achtergevels zijn de sporen daarvan nu nog te zien. Ook in het interieur zijn nog 16de-eeuwse elementen bewaard gebleven, zoals de stenen vloer van een voutekamer.
Voor de rest is het huis Beaucarne vandaag een typisch 18de-eeuws pand, nagenoeg ongewijzigd sinds de verbouwingen van 1751. In vergelijking met andere dorpsgevels in het centrum oogt het sober. In het interieur zijn veel oorspronkelijk 18de-eeuwse interieurelementen en gebruiksvoorwerpen bewaard zoals schouwen en stukwerk.
In de loop van de 19de en 20ste eeuw werden nog allerlei aanpassingen gedaan. Hierbij werd vooral gezorgd dat de bewaarde stukken uit de abdij van Ename in een mooi daglicht kwamen te staan. Toen die abdij immers zwaar te lijden had onder de Franse Revolutie wist burgemeester Jean-François Beaucarne grote delen van het interieur op te kopen, onder meer een paar schilderijen van abten, een gotische lessenaar, een sacristiekast, houten beelden én een zeldzaam handschrift: de Regulen voor de dienaren. Daarin somde abt Antoine de Loose minutieus alle taken van het personeel doorheen het jaar op.
Achter de discrete voorgevel van huis Beaucarne bevindt zich een uitgestrekte parktuin met talloze speelse en romantische elementen uit de 18de, 19de en vroeg 20ste-eeuwse landschapsarchitectuur én historische beplanting. De tuin begint vanaf de binnenkoer, waar beelden van een exotische 18de-eeuwse tuin worden opgeroepen. Hier bevindt zich een grote partij Caroline Testout-rozen die door de Beaucarnes werden aangeplant na de vernielingen van de Eerste Wereldoorlog. Op de binnenkoer leidt een pad langs een imposante moerascipres die de tuin sinds de 18de eeuw siert. Daar bevindt zich ook een deel van de 15de-eeuwse Riedekensbeek die ooit de tuinen van de abdij van Ename van water voorzag. Een rotstuin werd in het begin van de 20ste eeuw toegevoegd, met als pronkstuk een waterleliekweekvijver.
Het oudste deel van de tuin werd in de 18de eeuw ontworpen en haalde zijn inspiratie uit de lokale traditie van rationele en strakke geometrische tuinen naar 17de-eeuws Franse voorbeeld. In de 19de eeuw werden onder invloed van het Engels romantisme kronkelpaden en mixed borders toegevoegd. In de 20ste eeuw kwam er ook nog een bloementuin bij die werd aangelegd door de gerenommeerde Belgische landschapsarchitecten Brigitte de Villenfagne en haar zoon Michaël de Villegas. De tuinen worden aan de achterzijde van het domein afgesloten door een monumentale 18de-eeuwse druivenserre.
VZW Huis Beaucarne ontving in 2023 de Hans Vredeman de Vries Prijs voor de restauratie van de historische druivenserre, onderdeel van de 18e-eeuwse familiewoning.
Literatuur:
- Julien Fornari, Het huis Beaucarne. Smaakevoluties in het decor van een burgerhuis van de 18de eeuw tot heden (Tijdschrift voor interieurgeschiedenis en design, 2019, 41).
- https://www.huisbeaucarne.be/ (geraadpleegd op 07/06/2024).
- https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/27503 (geraadpleegd op 07/06/2024).
Carine De Vos