Onverzettelijk Anderlecht

In bepaalde gemeenten van Brussel botste de Gestapo tijdens de oorlog op heel wat tegenstand van het Joodse verzet. Tot deze vaststelling kwam Lieven Saerens in zijn studie over het Joodse verzet ‘Onwillig Brussel’ (2014). Historicus en reporter Frank Hoornaert ging in Anderlecht op zoek naar de laatste overlevenden die bij het partizanenverzet betrokken waren. Hun verhalen zijn verbluffend en worden ons door studiegenoot Frank verteld tijdens een wandeling doorheen Kuregem en Scheut. In onderstaand artikel geven wij u alvast wat achtergrond bij de bijzondere wijk die Kuregem wel was. Tot op vandaag is hier veel verzet aanwezig, weliswaar in een heel andere context, zoals recent tegen het circulatieplan Good Move van het Brussels Gewest.

Leven onder de Duitse bezetting in Anderlecht

Zoals bekend viel het Duitse leger op 10 mei 1940 ons land binnen. Tussen 10 en 17 mei 1940 kwamen veel gevluchte burgers in Anderlecht aan uit andere bezette gebieden met de bedoeling om te vluchten naar Frankrijk. Lange stoeten van vluchtende mensen ontstonden op de Bergense- en Ninoofsesteenweg. Tijdens deze exodus herbergden en voedden de scholen Notre-Dame en Arts et Métiers duizenden vluchtelingen. Ook bij hun terugkeer uit Frankrijk werd er een onthaal voorzien in het Instituut Notre-Dame want dat lag immers vlakbij het Zuidstation, waar vluchtelingen in goederenwagons aankwamen.

Op 17 mei 1940 werden in Anderlecht alle bruggen opgeblazen. Het hogergenoemd instituut Arts et Métiers (gelegen vlak bij de kanaalbrug aan de Ninoofsepoort) bleef grotendeels gespaard. Daardoor kreeg de school een onverwachte bestemming zoals het huisvesten van rijkswachters en werden er diverse diensten in ondergebracht zoals de afhaling van rantsoenbonnen. Op 18 mei werd Anderlecht door de Duitsers bezet. Deze laatsten zorgden voor een fusie van de 19 Brusselse gemeenten tot één entiteit om zo de weigering van verscheidene burgemeesters tot samenwerking met de bezettingsmacht te omzeilen.

Belgische gevangenissen, waaronder die van het nabijgelegen Sint-Gillis, dienden om tegenstanders van de Duitse bezetters in op te sluiten.

Kuregem was tijdens de oorlog grotendeels gespaard gebleven van bombardementen met uitzondering van het station Klein Eiland. Toch was er veel lawaai van de Duitse kanonnen (opgesteld in de buurt van het Weststation) waarmee vliegtuigen van de geallieerden neergehaald werden. Tijdens onze tocht verneemt u hier meer concreets over. Hieronder vindt u een foto “Bommen in Brussel 1944-05-11 (bron 385 BG Mission Report serie 18 NARA, verkregen via Frank Hoornaert).

© Bron Bruciel – foto verkregen via Bruzz

In de scholen waren er regelmatig onderbrekingen van de lessen. Telkens als het Zuidstation of het Klein Eiland door een bombardement werden bedreigd, moesten de scholen geëvacueerd worden. Bij bomalarm werden de kelders van de scholen door de leerlingen ingenomen tot het gevaar geweken was. Omdat in het derde trimester van het schooljaar 1943–1944 het risico op bombardementen vergroot was, moesten alle leerlingen toen thuisblijven. 

De Joodse bevolking in Kuregem

Halverwege de 19de eeuw woonden er slechts 1000 tot 1500 Joden in België. Na de pogroms in Rusland (1881- 1884 en 1903-1906) kwam er een immense emigratiestroom op gang, een groot deel van hen week uit naar de Verenigde Staten die samen met enkele andere landen hun grenzen sloten in 1924.

Het gevolg daarvan was dat er vanaf 1925 meer Joden uit Oost-Europa terecht kwamen in België en Frankrijk. Ze kwamen in gezinsverband, individueel en op eigen initiatief en niet met de bedoeling om terug te keren. Het waren vooral kleinschalige ambachtslui en handelaars die zich in ons land vestigden in de stationswijken van Antwerpen en Brussel.

Reeds in de vroege 20ste eeuw was er al een synagoge in Kuregem, maar ook een rabinaat en een aantal daaraan verbonden instellingen zoals een arbitragehof volgens de Joodse wet, studieruimten, rituele baden en een dienst voor begrafenissen. Vanaf 1929 waren er ook Joodse scholen, een arbeidersuniversiteit en een jeugdbeweging.

Aangezien het Jood-zijn berustte op een geloofsovertuiging, stond dit niet vermeld op een identiteitskaart en was het moeilijk om het aantal Joden juist te bepalen. Ten gevolge van de Duitse bezetting werden er wel tellingen uitgevoerd waarop we ons deels kunnen baseren. Naar aanleiding van de Duitse verordening van 28 oktober 1940 werd door de Belgische gemeentediensten een Jodenregister opgesteld waarin alle Joden zich vanaf 15 jaar dienden te laten registreren. De Duitse verordening bepaalde wie Joods was: iedere persoon die minstens drie Joodse grootouders had. Van de geregistreerde Joden zijn de fiches van 42.500 personen bewaard gebleven.

Volgens de Jodentelling van november-december 1940 woonden er in Kuregem 2.800 Joden ouder dan 15 jaar. In het totaal woonden er 4.000 Joden (20% was van de totale bevolking van de wijk) en van alle Anderlechtse Joden woonden minstens 95% in Kuregem.

In de loop van de eerste jaren van de Duitse bezetting nam het aantal Joden in Kuregem toe, ze kwamen vooral uit Antwerpen. Eind 1940 bezat 63% van de Joden in deze wijk de Poolse nationaliteit, slechts 7% de Belgische en 16% was staatloos.

Van de actieve Joodse bevolking in Kuregem werkte 60% in de textiel- en ledernijverheid, ze bewerkten of verkochten fijne lederwaren (maroquiniers) of waren kleermakers, hoedenmakers, schoenmakers of bontwerkers.

© Visit Brussels – Orthodoxe synagoge in de Kliniekstraat (1933)

Het verzet

Het verzet bestond uit burgers die onder meer uit vaderlandsliefde, uit vrijheidszin of als overtuigd antifascist ageerden tegen de Duitse bezetting. Bepaalde organisaties bestonden reeds vóór de oorlog, anderen ontstonden tijdens de eerste jaren van de bezetting, elk vanuit diverse politieke, confessionele of filosofische overtuigingen. Aanvankelijk verliep de samenwerking van al deze verzetsbewegingen niet altijd even vlot, maar de hardheid van de bezetting, het voedseltekort en de willekeurige arrestaties maakten dat de kleine verzetsgroepen de krachten bundelden in een grotere organisatie. Op 15 maart 1941 werd door Albert Marteaux (arts en communist), Fernand Demany (liberaal) en André Roland (katholiek priester) het Onafhankelijkheidsfront opgericht. Het verenigde gedurende de oorlog tal van verschillende gewapende groeperingen, vormen van burgerlijke weerstand, syndicale comités, jeugdorganisaties, politieke organisaties, het Joods Verdedigingscomité en andere ondergrondse bewegingen.

Dit Onafhankelijkheidsfront kocht in de jaren 1960 een gebouw in de Van Lintstraat in Kuregem, waar tijdens de bezettingsjaren verschillende verzetskranten fotografisch op plaat gezet werden om ze daarna te laten drukken. De archieven van het front verhuisden hier naartoe en in juni 1972 werd er het Museum van de Belgische Weerstand opgericht. Sinds enkele jaren is het Museum helaas gesloten en een heropeningsdatum is momenteel nog onbekend.

Tijdens de oorlog zorgden ruim 12.000 redacteurs, drukkers en verdelers voor het clandestien uitgeven en verspreiden van kranten en pamfletten. De sluikpers gaf reeds vanaf het begin van de oorlog informatie die niet gecontroleerd werd door de bezetter en bracht nieuws dat niet verscheen in collaborerende kranten. Ze betekende een grote morele steun voor de bevolking.

In Kuregem werden onder andere L’Insoumis, Front en Le Drapeau Rouge verdeeld. Vanaf juli 1941, wanneer communisten massaal onderdoken, vormde zich een meer gestructureerd gewapend verzet. Les Affranchis werd reeds het jaar voordien in Anderlecht opgericht. Daarnaast waren in Kuregem ook het Belgisch Partizanenleger, L’Insoumis en het Geheim Leger actief.

Sabotagedaden werden gepleegd tegen spoorweginstallaties van het Weststation en het goederenstation Klein Eiland alsook tegen de wapenopslagplaats van het Duitse leger in de Pottengoedstraat en de Dauwstraat.

Om geallieerde soldaten uit handen van de Duitsers te houden boden heel wat mensen een schuilplaats aan met het oog op hun latere repatriëring. Zij vormden ook ontsnappingsroutes zodat de militairen zich opnieuw bij hun eenheid konden voegen. Anderlecht, gelegen bij het Zuidstation, was zo’n plaats waar geallieerden zich hergroepeerden. Vanuit Brussel liepen de ontsnappingsroutes via Wallonië en Frankrijk naar Spanje en soms ook Portugal om zo de overtocht naar Engeland te maken.

© Familie-foto’s van de Anderlechtse verzetsstrijder Camille Vandenbossche ons bezorgd door Frank Hoornaert

Het Joods Verdedigingscomité (JVC)

Het JVC bezorgde onderduikers vervalste identiteitskaarten en rantsoenbonnen. Overal in het land zochten zij schuiladressen. De ‘huisvestigingsdienst’ beschikte over 138 verschillende schuiladressen in scholen, kloosters, weeshuizen … en ongeveer 700 adressen bij particulieren. Voor het redden en huisvesten van Joodse kinderen werd, omwille van de omvangrijke opdracht, een afzonderlijke dienst opgericht. Het JVC hielp de ondergedoken Joden materieel en financieel. De meeste onder hen werden door de bezetter immers van alles beroofd en waren werkloze arbeiders of ambachtslui geworden die over geen spaarcenten meer beschikten.

De afdeling Kinderen van het JVC was een belangrijke schakel tussen de Joodse en niet-Joodse bevolking. In Kuregem waren Joodse kinderen verborgen in het Instituut Notre-Dame in de Fiennestraat, in het klooster van de Zusters van de Allerheiligste Verlosser in de Clemenceaulaan (zie foto) en in een huis vlakbij de Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekte Ontvangeniskerk.

Vele mensen werden gearresteerd omdat ze hulp boden maar ondanks dit risico was de solidariteit in Kuregem groot. Door de onophoudelijke zoekacties en het nabuurschap van collaborateurs of betaalde verklikkers was het dikwijls noodzakelijk om van schuilplaats te wisselen.

Tijdens onze wandeling zal Frank Hoornaert de verzetsverhalen concreter maken door te vertellen over de getuigen die hij kon interviewen voor zijn reportagereeks van Bruzz.

© Bron Bruzz

Nationaal Gedenkteken voor Joodse martelaren

Voor de razzia in Brussel rekenden de nazi’s op 150 Belgische politiemannen. De Brusselse burgemeesters weigerden met het argument dat dit niet kon volgens de Belgische wet. In de nacht van 3 op 4 september 1942 werd de jacht op Joden in de omgeving van het Zuidstation dan maar gehouden zonder deelname van de Brusselse politie. Iets meer dan 700 Joden – de meesten uit Sint-Gillis maar ook uit de Marollen en Kuregem – werden gearresteerd en naar de Dossinkazerne in Mechelen gebracht voor deportatie.

Van de Joden ingeschreven in het Jodenregister met als laatst gekend en officieel adres te Kuregem werden er 1.355 gedeporteerd van de 2.904 (geen kinderen jonger dan 15 jaar opgenomen, dus het werkelijk aantal was vermoedelijk hoger).

Na 1945 ging het initiatief voor de oprichting van een memoriaal voor de Joodse slachtoffers uit van de Unie van Joodse Gedeporteerden in België. Het eerste idee was om dit onder te brengen in de Dossinkazerne te Mechelen, maar de aankoop van de kazerne bleek toen té duur. Bovendien konden de Joodse slachtoffers op dat moment weinig verwachten van de Belgische Staat omdat de meesten onder hen een buitenlandse nationaliteit hadden.

Joseph Bracops, burgemeester van Anderlecht van 1947 tot 1966 en zelf een overlevende van de concentratiekampen, stelde grond ter beschikking in Kuregem, een wijk die vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog een belangrijke Joodse gemeenschap herbergde.

In 1968 werd op de plaats van een voormalige loodwitfabriek gestart met de bouw van het gedenkteken. Architect André Godart uit Bergen won in 1964 de uitgeschreven wedstrijd voor de bouw van het memoriaal. Het nodige geld werd, naast een toelage van de Belgische Staat, vooral bijeengebracht door donoren uit de Joodse gemeenschap. Op 19 april 1970 werd in aanwezigheid van de hoogste autoriteiten van het land het Nationaal Gedenkteken der Joodse Martelaren van België in gebruik genomen.

De drie meter hoge betonnen platen vormen een zeshoek – symbool van een gebroken gemeenschap – met aan de binnenkant de granietplaten met daarin gebeiteld de namen van alle Joden die tussen 4 augustus 1942 en 31 juli 1944 vanuit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau zijn gedeporteerd en niet zijn teruggekeerd. Achteraan op het podium bevindt zich een muurmotief in stalen kettingen die er als een menora uitziet en de zes miljoen Joodse slachtoffers symboliseert. Inscripties zijn aangebracht in vier talen: Hebreeuws, Nederlands, Frans en Jiddisch.

© Anderlecht.be/nl/kuregemwijk

Bronnen

  • Kuregem Deel 3 Verzet en deportatie, door Dirk De Caluwé, september 2014
  • https://www.bruzz.be/tag/onverzettelijk-anderlecht

Samenstelling: Myriam Vanden Nest