Het stadhuis van Antwerpen

Een monumentale getuige van een geschiedenis vol drama

Antwerpen heeft tegenwoordig niet te klagen over historisch-architectonische primeurs. Alle aandacht in de media voor de heropening van het KMSKA (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Antwerpen) zou bijna doen vergeten dat in juni ook de restauratie- en verbouwingswerken aan het stadhuis afgesloten werden en dat het gebouw nu opnieuw in al zijn pracht te bewonderen valt. Tijdens de vier jaar durende werken werden bovendien verschillende interessante historische ontdekkingen gedaan.

Exponent van een Gouden Eeuw

In de 16e eeuw was Antwerpen in veel opzichten het centrum van de wereld. Het had de rol van Brugge overgenomen als internationaal handelsknooppunt en zijn bevolking zou in de loop van de eeuw toenemen tot meer dan 100.000. Het stadsbestuur vond het in die omstandigheden niet meer dan logisch om een nieuw stadhuis te laten bouwen, niet alleen om meer plaats te hebben voor het vele werk dat de economische bloei van de stad met zich meebracht maar ook om bij te dragen aan het prestige van de stad.

Met het oog op een maximale uitstraling werd gekozen voor een ontwerp in de toen gloednieuwe renaissancestijl. Het stadhuis is dan ook een van de vroegste voorbeelden van de zogenaamde noordelijke renaissance in de architectuur. Gebrek aan geld leidde echter tot een uitstel van 20 jaar, want nieuwe stadsomwalling werd toch net even dringender geacht.

Aan het uiteindelijke ontwerp droegen verschillende personen bij. Het is dan ook niet eenvoudig te zeggen wie precies waar verantwoordelijk voor was. Maar een naam die veel genoemd wordt als bouwmeester van het stadhuis, is die van de Antwerpse beeldhouwer en architect Cornelis Floris de Vriendt (1513-1575). Ook zijn goede vriend Hans Hendrik van Paesschen (1510-1582) was erbij betrokken. Die laatste is ook bekend als architect van de Londense Beurs en het paleis op de Brusselse Coudenberg. Beiden behoorden tot de meest vooraanstaande architecten van hun generatie en speelden een sleutelrol in het verspreiden van (een eigen versie van) de renaissancestijl over heel Noord-Europa. De noordelijke renaissance wordt daarom ook wel eens Florisstijl genoemd, naar Floris de Vriendt (Floris was, voor alle duidelijkheid, een deel van zijn familienaam).

Men begon in november 1560 met het graafwerk en de eerste steen werd gelegd op 27 februari 1561. Maar twee jaar later was het geld al op. De stad moest nog eens de helft van het oorspronkelijke budget lenen om het stadhuis af te kunnen werken. Uiteindelijk werden de werken voltooid in de zomer van 1564. De plechtige inhuldiging volgde op 27 februari 1565.

Heel lang zou het gebouw echter niet ongeschonden blijven. Want algauw namen de gebeurtenissen een dramatische wending. In 1575 ging de Spaanse Staat bankroet omdat de kosten van de vele oorlogen niet meer te dragen waren. Geen enkele Spaanse soldaat werd nog betaald. In de Nederlanden waren er Spaanse soldaten die al 2,5 jaar geen soldij meer gekregen hadden. Vanaf begin 1576 sloegen zij her en der aan het muiten. Begin oktober besloten zij zich te groeperen en de rijkste stad van de Nederlanden, Antwerpen, te plunderen. Op 4 november drongen zij de stad binnen, in een orgie van geweld die drie dagen aanhield en aan 7.000 Antwerpenaren het leven kostte. De tragische episode ging de geschiedenis in als de Spaanse Furie.

De Antwerpse burgermilities, samen met een stadsregiment van Duitse huurlingen, boden nochtans dapper weerstand. Ook in het gloednieuwe stadshuis hadden ze zich verschanst, en van daaruit namen ze de belagers onder vuur. Na enige tijd wisten die echter in het gebouw door te dringen en stichtten brand. Alle verdedigers die wegvluchtten voor het vuur en de rook, werden genadeloos neergesabeld. Het vuur sloeg bovendien over naar de aanpalende huizen, waardoor de meeste huizen in de buurt van de Grote Markt vernield werden.

Van het interieur van het stadhuis bleef nauwelijks nog iets over na de brand. De herstelwerkzaamheden begonnen in 1578. Twee jaar later was het grotendeels hersteld. Net op tijd voor de neergang van Antwerpen die intrad na 1585 en de Val van Antwerpen…

Neorenaissance voor ’t Schoon Verdiep

In de 19e eeuw knoopte de stad weer aan bij haar oude bloei en was men toe aan een nieuwe restauratie. Die werd toevertrouwd aan de bekende architect Bourla (vooral bekend van de ‘Bourlaschouwburg’ uit 1829-34). Het gebouw moest ook aangepast worden aan nieuwe noden. De buitenzijde werd grondig onder handen genomen van 1853 tot 1869. Daarbij werd de hele buitengevel vervangen. De binnenkant werd van 1860 tot 1898 aangepakt. Daarbij kwam de bekendste sectie van het huidige gebouw tot stand: het fameuze ‘Schoon Verdiep’, helemaal ingericht in een bijzonder rijkelijke 19e-eeuwse neorenaissancestijl. ’t Schoon Verdiep ligt op de eerste verdieping en is bereikbaar via een monumentale eretrap.

Het omvat de lokalen die in een modern stadshuis het belangrijkst zijn: het kabinet van de burgemeester, de trouwzaal (met vijf grote wandschilderingen van Victor Lagye uit 1886 die historische huwelijksceremonies uitbeelden), de collegezaal (voor het schepencollege), de raadzaal (voor de gemeenteraad) en de Leyszaal (voor recepties, genoemd naar de schilder Hendrik Leys, die de zaal in 1861 aankleedde met monumentale muurschilderingen met vorsten die Antwerpen in de loop van de geschiedenis gunsten en privileges hebben verleend).

Delicaat evenwicht tussen verbouwen en herbouwen

De recentste restauratie ging in april 2018 van start. Het stadhuis moest gemoderniseerd worden en aangepast aan moderne noden, ook met betrekking tot isolatie en een betere verlichting (de tweede verdieping werd omgedoopt tot ’t Verlicht Verdiep wegens het overvloedige daglicht dat er nu binnenvalt), en om meer ruimte te creëren. Maar de historisch waardevolle delen van het gebouw werden aangepakt met bijzonder respect voor de geschiedenis en de erfgoedwaarde. Kunstwerken en decoraties werden in hun oude glorie hersteld en de voorgevel kreeg zoveel mogelijk het oorspronkelijke 16e-eeuwse uitzicht mee.

Tijdens de werken werden ook enkele interessante vondsten gedaan. Zo werd de 14e-eeuwse ‘privilegiekom’ onderzocht, een enorme naaldhouten kist uit de 14e eeuw die aanvankelijk diende als bewaarplaats voor de stadsprivileges en diende als stadsarchief. De kist spreekt erg tot de verbeelding. Zo had de kist verschillende sloten en waren de diverse sleutels elk aan een verschillende persoon toegewezen. De kist kon dus alleen opengemaakt worden als al die mensen aanwezig waren. De kist is uit het (moderne) stadsarchief gehaald en heeft opnieuw een plaats gekregen in het stadhuis. Ook enkele verdwenen schilderijen heeft men weten te lokaliseren en zijn nu opnieuw te bewonderen in het stadhuis.

Privilegiekom (https://www.antwerpen.be)

Een unieke ontdekking is ten slotte een 16e-eeuws glas-in-loodraam (met luiken). De vondst is ophefmakend omdat het een van de weinige voorbeelden betreft van 16e-eeuws schrijnwerk dat bewaard is gebleven. Meestal is het hout van dergelijke ramen later vervangen omdat het in een te slechte toestand verkeerde. Het is overigens niet duidelijk of het raam dateert van de oorspronkelijke bouw in 1561-64 of van de heropbouw na de Spaanse Furie in 1578-80. Maar omdat er bij de brandstichting in 1576 een zuidwestenwind stond, is het niet uitgesloten dat het bewuste raam (aan de kant van de Suikerrui) gespaard bleef. Opmerkelijk is ook de manier waarop het raam bewaard bleef. In de 19e eeuw vond men dergelijke ramen onbruikbaar voor een modern gebouw en wilden velen ze laten verdwijnen. Maar uiteindelijk werd besloten er eentje te behouden voor het nageslacht. Het werd echter ingemetseld, waardoor iedereen vergeten was dat het er nog zat.

Bronnen:

Koen Janssens